
met de loofboomen niet vol kan houden, heeft door deze eigenschap een eigen terrein,
waar hij zich tot zware stammen en uitgebreide bosschen kan ontwikkelen,
zonderde mededinging der-andere woudboomen te behoeven te vreezen (n . s. shaler ,
Forests o f North-America. Scribner’s Magazine I n 0. 5 , May 1887, p. 570).
. D, V.
Keflr. —“ Kefir is de naam van gene Caucasische gistsoort, die evenals onze gewone
gist, uit een mengsel van gistcellen en bacteriën bestaat, doch zich o. a. daardoor
van de bakkersgist onderscheidt, dat de bacteriën er de hoofdmassa in uitmaken.
De kefir wordt gebruikt tot het veranderen van melk in een aangenaam zuur
smakende vloeistof, eveneens keflr genaamd, die in vele „gevallen door zwakke personen
tot herstel van gezondheid gebruikt wordt. Cosïerus'vond in de droge kefir-
korrels van den handel, behalve de genoemde elementen, ook grooté, kogelronde,'
dikwandige cellen, die bij uitzaaien uitgroeiden tot een éëncëllig mycelium, dat
onder bepaalde, omstandigheden snoeren van gistvormige elementen, onder andere
echter kogel vormige, langgesteelda en met sporen gevulde sporangien voortbrachf,
en dus bleek aan een Mucor-soort -toe te behooren. Daar ook de gistvormige celleh
der Jtfwcor-soorten gisting teweeg kunnen brengen, moet dit bestanddeel als een
werkzaam element in den kefir beschouwd worden (Maandblad voor Natüurw.
XIII p. 51 en 118). - ' ^ i:,- _ D v>
DIERKUNDE.
Alen op het droge.3^®*In Februari van dit jaar vonden eenige werklieden , belast
mét het afbreken van muurwerk, dat een vijver van het gewezen South Kensington
aquarium had omgeven, tien alen in eene spleet" van hét metselwerk, ’t geen volkomen
droog was.'De vijver was 18-dagen vroeger bij het afbreken van liet aquarium
verdwenen, zoodat de alen gedurende al dien tijd zonder water moeten‘zijn
geweest. Toen de^visschen in water geplaatst waren', schenen zij volstrekt' niet geleden
te hebben. (Nature Feb. 24, 1887). '”;r'^Df l.
Scorpioengift. §■ Prof. bourne had beweerd, dat het vergift:van den scorpioen
geen noodlottig effect uitoefent; op het individu zelf jif-op: leen andere individu van
dezelfde soort.,-of zelfs op-individuen die soortelijk verschillen van het dier dat de
wond toebracht. De heer c. lloyd Morgan vond dit bevestigd door zijne proefnemingen
met Kaapsche scorpioenen. Hij vertoonde in eene vergadering van de South
African Philosophical Society een grooten scorpioen, dien hij op drie plaatsen verwond
had met den giftstekel. van het dier zelf; waarbij telkens aan den stekel een
druppel giflvocht zat, terwijl nog- bovendien de giftklier bij de laatste inenting in
de wond werd uitgedrukt. De scorpioen was eenige uren na de inenting nog levend
en levendig. Al de proeven deden wel gelooven , dat op zulk eéne inenting eenige
voorbijgaande verdooving en traagheid kon volgen, doch nimmer de dood. Het is wel
mogelijk dat een -scorpioen- zich zelven verwondt^’ al- heeft de .proefnemer zulks-zelf
nooit waargenomen, doch deze is overtuigd dat dit niet anders dan toevallig geschiedt.
De heer Morgan bespeurde ook dat het gift van de ringhalsslang (Naja
haemachates) het individu zelf of een ander individu van dezelfde soort niet schaadt
(Nature April 7, 1887 pag. 535). Móchten de resultaten van deze proefnemingen
bevestigd worden, dan vervalt daarmede de meening omtrent den »zelfmoord” der
scorpidënen. D. L.
PHYSIOLOGIE.
Melkzuur in de spieren. — Tegen de bedenkingen, in den laatsten tijd geopperd
tegen de vorming.van melkzuur gedurende de werkzaamheid der spieren, ondernam
MARCUSE eene nieuwe reeks van onderzoekingen, waarbij de bloedstroom afgesloten
werd, die. de producten der stofwisseling uit de spier verwijdert. De kikvorsch-
spieren werden langen tijd door elektrische prikkels rhythmisch geprikkeld en vergeleken
met spieren, die gerust hadden. Zonder uitzondering bevatten de eerste veel
meer melkzuur dan de andere. (Humboldt, April 1887 S. 153). D. l.
TOXICOLOGIE.
Worstvergiften. — Gevallen van worstvergiftiging zijn niet zeldzaam. In Duitsch-
land, mét name in Zuid-Duitschland, komen zij herhaaldelijk voor. Wat ons land
betreft, ligt de beruchte- Middelburgsche leverworstvergiftiging nog versch in het
geheugen. De onderzoekingen van dergelijke gevallen hebben echter nog niet kunnen
aantoonen, waarin de schadelijkheid van de giftige worst gelegen is. Een nieuw
onderzoek daarover is onlangs gedaan door ehrenberg te Tubingen, dat de zaak
wel niet heeft uitgemaakt, maar waarvan- de resultaten toch belangrijk genoeg zijn
om hier te worden medegedeeld. Ehrenberg vond in de vergiftige worst een aantal
zoogenaamde »rottingsbasen” ,- met name choiine, neuridine, dimethylamine en trime-
thylamine. Deze basen behooren tot de groote rubriek der ptomaïnen, waarvan onze
chemische en physiologische kennis in de laatste jaren door brieger en anderen
aanmerkelijk is uitgebreid. Bovendien bleek in de worst een bacterie aanwezig te
zijn, die op„ dierlijke weefsels gecultiveerd diezelfde rottingsbasen deed ontstaan, iets
wat andere rottingsbacteriën trouwens even goed doen. De vier genoemde basen
zijn echter vrij önschadelijk, terwijl juist de zeer vergiftige rottingsbase neurine door
EHRENBERG niet in de worst werd aangetroffen. Niet onwaarschijnlijk is he t, dat in
verschillende stadiën der rotting verschillende ontledingsproducten ontstaan, zoodat
misschien het neurine (of een ander vergif) reeds omgezet en verdwenen was toen
de worst werd’ onderzocht. Ook is het mogelijk, dat de gevondene basen splitsings-
producten zijn van een meer samengestelde vergiftige stof, en gedurende het onderzoek
door de;-:gebruikte reagentien daaruit zijn ontstaan. In ieder geval leveren
EHRENBERGS resultaten weer een nieuwe vingerwijzing in welke richting zich het
onderzoek der worstvergiftiging moet bewegen. (Zeitschriftfürphysiol. Chemie. XI. 239).