
de grootte van anderhalven millimeter. Daarbij zijn ze vrij dik, en
bezitten kleine pooten en voelers.
In fig. 3 is Ben door parthenogenesis ontstaan ei voorgesteld, in
fig. 4 het hieruit voortgekomen jong, terwijl fig. 5 eene afbeelding
bevat van het jonge luisje op iets meer gevorderden leeftijd.1
In den nazomer treden eenigszins gewijzigde vormen op, die zich
voornamelijk van de vroegere onderscheiden door het bezit van vleugel-
stompjes (fig. 6), tevens door langere pooten en samengestelde oogen.
Het zijn de poppen of nymphen.
Tegen den tijd', dat deze bestemd zijn om den volkomen vorm aan te
nemen, dus te veranderen in het volkomen insekt of imago, begeven
zij zich naar de oppervlakte van den grond. Hier gekomen vervellen
1 Alles 63 malen vergroot.
zij voor de laatste maal en op dit oogenblik bezit de Phylloxera twee
paar goed ontwikkelde, geheel vliezige vleugels, die plat tegen het
lichaam zijn aangedrukt, (fig. 7.)
Ook dit gevleugeld insekt vermenigvuldigt zich nog langs partheno-
genetischen weg, maar legt evenwel tweèërlei soort van eieren; kleine,
waaruit mannetjes, en groote, waaruit wijfjes voortkomen.
De wijfjes herbergen in haar lichaam één enkel ei (fig. 8).
Fig. 7.
Zoowel mannetjes als wijfjes zijn zeer klein; wij hebben hier den
kleinsten vorm voor ons, onder welken de Phylloxera optreedt. Bovendien
zijn deze- dieren hoogst onvolkomen ontwikkeld, en o. a.
verstoken van monddeelen. Zij hebben slechts één
levensdoel, nl. zich te paren. Is dit geschied, dan
sterven ze, maar het bevruchte ei neemt de taak
op zich gedurende eenige generatiën voor de instandhouding
der soort zorg te dragen.
De bevruchte eieren overwinteren nu deels in de
reten der schors, deels — en in Europa zeker groo-
tendeels — komen nog in het najaar de jongen uit, die zich in den
grond begeven en hier de dikkere worteleinden als winterkwartier
b etrekken.
In Amerika verhuizen de phylloxera’s somtijds naar de bladeren.
Hier veroorzaken zij door hare steken galachtige uitwassen. In Europa
1 De gevleugelde vorm is echter zeldzaam. In Engeland is deze onbekend, in Portugal
even als in Frankrijk moeièlijk te bekomen, alhoewel de nymphen vrij talrijk worden
aangetroffen.