
duen vernietigen, dan er door den natuurlijken dood te gronde gaan.
Immers het bestaan van duizende soorten berust alleen op vernietiging
van andere soorten; zoo kan men de millioenen kleine schaal-
diertjes, die de-zeeën bevolken, eenvoudig als viscbvoedsel bestempelen.
De walvisch leeft voornamelijk van een klein weekdiertje, niet
grooter dan een kinder-pink (Clio borealis). Het laat zieb nu gemakkelijk
inzien, dat bet enkele individu — als de overige omstandigheden
gelijk zijn — des te meer zal zijn blootgesteld aan deze vernietiging
door toevallige omstandigheden , boe langer de duur is van zijn natuurlijk
leven. Hoe langer bet noodig beeft om bet voor bet in stand
blijven der soort noodige aantal individuen voort te brengen, des te
meer zullen er door toeval te gronde gaan, eer zij hun plicht tegenover
de soort vervuld hebben. Dientengevolge zal de natuur er naar
streven niet om de dieren in bun volwassen toestand zoolang mogelijk
in bet leven te houden, maar integendeel om den voortplantingstijd
en daarmede 'den levensduur zoo kort te maken als mogelijk is.
Dit moge eenigszins paradox klinken, to e t bewijzen de feiten, dat
deze opvatting de juiste is. Wel schijnen een groot aantal voorbeelden
van dieren met betrekkelijk langen levensduur met deze voorstelling
in strijd te zijn, maar bij nadere beschouwing laat zich toch deze
tegenspraak oplossen. Zoo bezitten de vogels in het algemeen een
opvallend langen levensduur. Zelfs de kleinste inlandscbe zangers leven
10 jaar lang, de nachtegaal en de merel 12 tot 18 jaar; eksters
houden bet in gevangenschap meer dan 20 jaren uit en leven zonder
twijfel in de vrije natuur langer; ja , raven zouden in gevangenschap
100 jaar hebben geleefd. Een paar eiderëenden, die het welbekende
eiderdons leveren, werd 20 jaar achtereen op dezelfde broedplaats
waargenomen; een koekoek, die aan iets gebrekkigs in zijn roep te
herkennen was, werd 32 achtereenvolgende jaren in hetzelfde bosch
gehoord. Moeras- en roofvogels worden nog veel ouder, zij zien ten
deele de geslachten der menschen komen en gaan. Zoo verhaalt de
natuuronderzoeker schinz van een lammergier, dien men dikwijls op
een rotsblok midden in den gletscher bij Grindelwald zag zitten, en
dien de oudste mannen van Grindelwald reeds in hun jeugd op dezelfde
plaats hadden waargenomen. In de menagerie te Schönbrunn,
in Oostenrijk y leefde een witkoppige gier 118 jaar in gevangenschap
en van adelaars en valken zijn verschillende voorbeelden bekend, dat
zij meer dan 100 jaar oud werden. Wie herinnert zich eindelijk
humboldt’s Aturen-papegaai niet, van wien de Indianen verhaalden;
men verstond hem daarom niet, omdat hij de taal van de ondergegane
Aturen-stam sprak?
De vraag is n u , in hoeverre een dergelijke levensduur, die ons
toch vrij lang toeschijnt, de kortste zijn kan , die, volgens onze vroegere
beschouwing, voor die dieren mogelijk is ? Twee omstandigheden
moeten ter verklaring van dat feit in aanmerking worden genomen:
in de e e r s t e plaats de l i ch aamsbo uw van de vogel s , die op
het vliegen geheel is ingericht en eene groote vruchtbaarheid uitsluit.
Het i s , ons bekend, dat in den lichaamsbouw van de vogels
als ’t ware twee moeilijk te vereenigen voorwaarden zijn vervuld,
namelijk lichtheid en stevigheid. Terwijl het lichaam van zoogdieren |
kruipende dieren en visschen ongeveer even zwaar is als water, is
daarentegen dat van een vogel veel lichter. De oorzaken dezer betrekkelijke
lichtheid zijn meer dan êéne; niet alleen de eigenaardige
bekleeding met veeren, in stede van haren en schubben, eene bedekking
van zoo weinig zwaarte, dat zij tot de spreekwijze »licht als
een veder” aanleiding gaf, draagt daartoe bij. De oorzaak ligt vooral
in het bezit van een aantal luchtzakken, blazen die met de longen
in verband staan en ' van daar uit met lucht gevuld worden; zijn
deze met lucht opgevuld, dan zullen zij in borst- en buikholte eene
aanmerkelijke ruimte innemen, ten gevolge waarvan de inwendige
organen, het darmkanaal, de longen enz. een veel geringeren omvang
hebben dan bij de overige gewervelde dieren. Het laat zich
gemakkelijk inzien, dat met eene dergelijke inrichting van het lichaam
de gelijktijdige ontwikkeling van .een groot aantal eieren, die bovendien
met een grooten voedingsdooier zijn voorzien, moeilijk te vereenigen
valt. Vele vogels leggen dan ook slechts 1 ei, zooals de stormvogels
, duikers, lommen en andere zeevogels, en zij broeden, zooals
trouwens de meeste vogels, slechts één keer in het ja ar; andere vogels
leggen 2 eieren, zooals vele roofvogels, duiven, colibri’s enz.. Alleen
slechte vliegers, zooals hoenders en faisanten leggen een groot aantal
eieren tot 20 toe; maar juist bij deze is het broedsel sterk blootgesteld
aan verni e t iging.
Ziedaar de tweede factor, waarmede men rekening moet houden,
bij het zoeken eener verklaring van den langen levensduur der vogels.
Het ei is ter nauwernood gelegd of het is blootgesteld aan de vernielzucht
van talrijke vijanden; marters, bunsings, katten, wezels,
buizerden en raven trachten het buit te maken. Daarbij komt dan
nog later de slachting onder de hulpelooze jongen door diezelfde vjjan