
om het denkbeeld, dat dumas voor den geest zweefde, te verwezenlijken.
Geleid door de betrekkingen, die hij tusschen de leden van
verschillende familiën opmerkte, kwam hij in 1868 op de gedachte
om alle elementen volgens hunne opklimmende atoomgewichten naast
elkander te plaatsen. Hij kon toen, daar hij van de nieuwe atoomgewichten
gebruik maakte, ontdekken, dat er een verrassende eenvoudigheid
in de wederzijdsche betrekkingen tusschen de verschillende
elementen bestond. Zeer duidelijk blijkt dat uit de samenstelling van
alle lichte elementen met de atoomgewichten van 7 tot 36.
Li (Lithium) = 7 Na (Natrium) = 23
Be (Beryllium) == 9 Mg (Magnesium)= 24
B (Boor) - 11 Al (Aluminium)= 27
0 (Koolstof) = 12 Si (Silicium) >'tè£ 28
N (Stikstof) == 14 F (Phosphorus)= 31
0 (Zuurstof) .= 16 S (Zwavel) = 32
F1 (Fluoor) = 19 Cl (Chloor)- ===. 35,5
Eenvoudigheidshalve zijn hier de atoomgewichten eenigszins afgerond.
Het karakter van de elementen verandert hier regelmatig en over
’t geheel geleidelijk. De regelmatigheid is periodiek; de cörrespon-
deerende leden in iedere rij zijn analoga. Zoo behooren Lithium en
Natrium, Beryllium en Magnesium, Koolstof en Silicium enz. twee
aan twee tot dezelfde familie of groep. Regelmatige veranderingen in de
beide rijen wordenb. v. waargenomen in de verbindingen der verschillende
leden met waterstof (H); alleen de laatste vier vormen verbindingen
met waterstof; zoo kent men CH4, NH3 , OH2, F1 H en evenzeer Si H4 ,
PHg, SH2, Cl H , verbindingen, die twee aan twee niet alleen in
bouw, maar ook in eigenschappen overeenstemmen. Nog duidelijker
springt deze geleidelijke verandering der elementen met opklimmend
atoomgewicht in het oog bij de zuurstofverbindingen in de tweede
reeks, omdat daar alle elementen zich met zuurstof vereenigen kunnen.
Zoo zijn de volgende oxyden bekend:
Na2 O, M g 3 ° 2 Si, CL of Mg O’ xjx ux Og I xonf KSO,vg,
De hoeveelheid zuurstof neemt dus, op dezelfde getallen atomen
van de andere elementen berekend, geregeld toe. Dezelfde opmerkingen
zijn te maken hij combinatiën met andere atomen of atoomgroepen;
en dit niet alleen, maar in een reeks van eigenschappen, scheikundige
zoowel als natuurkundige, neemt men geleidelijke wijzigingen waar,
zoodat het geheele karakter van de elementen geregeld verandert.
Daar in de beide reeksen de verandering van eigenschappen geheel op
dezelfde wijze plaats vindt, zoo is duidelijk, dat in het gekozen voorbeeld
een periodieke regelmatigheid zal ontstaan , in dien zin , dal men
van een zeker' element uitgaande een bepaald aantal elementen van
verschillende eigenschappen moet passeeren om weer op een element
te stuiten, dat analoog is aan het eerste. De rijen worden daarom ook
wel perioden genoemd. Ook de andere elementen kunnen op meer of
minder volledige wijze tot rijen veréenigd worden. Bij deze samenstelling
van alle grondstoffen werd nog de opmerking gemaakt, dat
tusschen de correspondeerende leden der rijen van een even rang en
die der rijen van een oneven rang minder aansluiting was dan tusschen
die van de even en van de oneven rijen onderling.
De rijen, die in het begin tot voorbeeld gekozen zijn, vormen de
tweede en derde rij van het stelsel. Behalve tusschen deze heide vindt
men tusschen het laatste lid van een even rij en het eerste lid der
daarop volgende1 oneven rij een drietal elementen van nagenoeg gelijk
atoomgewicht, die een overgang tusschen de beide rijen vormen. Zoo’n
even rij wordt dan met de drie overgangselementen en de daarop
volgende oneven rij vereenigd tot een groote periode, die dus uit
zeventien elementen bestaat. De bovenbedoelde drietallen van overgangselementen
beantwoorden aan geen der zeven groepen van de kleine
perioden, maar vormen een zelfstandige (de achtste) groep. Men verkrijgt
dus, wanneer de elementen van elk der kleine perioden achter
elkaar op horizontale rijen worden geplaatst, zoodanig, dat elk element
van de volgende periode komt te staan onder zijn analogen van de
vorige, .een tabel, waarin telkens elke horizontale rij een periode
vormt, terwijl de verticale rijen de leden der familiën of groepen zijn;
achter de vierde, zesde en tiende rij komen dan nog de overgangs-
drietallen , die tezamen de laatste of achtste groep vormen.
Het maken van deze tabel ging evenwel niet zoo gemakkelijk als
men- uit bovenstaande beschrijving zou kunnen opmaken. Niet voor
alle elementen was de plaats in het stelsel onmiddellijk aangewezen :
er waren zeldzame grondstoffen, wier eigenschappen onvolledig bekend
waren en wier atoomgewichten niet nauwkeurig bepaald waren. Er
werd een grondige kennis en dikwijls ook een gelukkige intuïtie ver-
eischt om in de twijfelachtige gevallen de juiste keuze te doen. En
ook dan nog was de regelmatigheid, die in de eerste perioden was
opgemerkt, in de volgende slechts dan te verkrijgen, wanneer men
sommige plaatsen in de tabel open liet. Maar juist door deze heide
moeilijkheden en de wijze , waarop m en d e le je f f ze trachtte op te lossen,