
grond. De ontlading van onweerselectriciteit zal plaats hebben door
de hoofdgeleiding naar de eerste plaat , van daar rechtstreeks door
overspringing op de tweede plaat naar de aarde. De inrichting komt
geheel overeen met de telegraaf bliksemafleiders reeds in 1846 door
STEINHEIL voorgesteld en ingevoerd. Door onderscheiden fabrikanten
zijn aan die toestellen verschillende inrichtingen gegeven, die ze meer
of minder eenvoudig of gemakkelijk in het gebruik maken. De vormen ,
die het meest in aanmerking behooren te komen, zijn die van meissner
of die van de firma Siemens en halske te Berlijn; ook de inrichting
beschreven in : j. zacharias , Die elektrischen Leitungen und ihre Anlage
S. 132, verdient aanbeveling.
Hetgeen wordt voorgesteld is dus niets nieuws; het kenmerkende
daaraan is alleen de eisch, dat de toestel buitenshuis worde geplaatst,
gelijk het oorspronkelijke denkbeeld van steinheil ook was en dat
de geleiddraad, die van daar naar den grond loopt, en de aardplaat
voldoen aan de eischen van een gewonen bliksemafleider voor gebouwen.
Op de bovenvoorgestelde wijze zullen gebouwen, waarin zich telefoontoestellen
bevinden, beveiligd zijn; maar ook, die, waaraan de
geleiddraden bevestigd worden, zijn aan gevaar blootgesteld, en ook de
palen, waaraan de draden gespannen zijn, kunnen getroffen en uit elkander
geslagen of omvergeworpen worden en daardoor ongerief of stremming
veroorzaken. Het ware dus wenschelijk, dat alle rekken op huizen of
palen door een minstens 5 mM. dikken roodkoperdraad of daarmede
in geleidingsvermogen gelijkstaande- ijzeren stang werden afgeleid. Bij
den aanleg behoort men er op bedacht te zijn dezen afleider aan te
ieS8en i vóórdat het rek geplaatst of de draden daaraan gespannen
worden.
Ofschoon op zichzelf de in den jaargang 1884 der Waarnemingen
omtrent onweders in Nederland genoemde gevallen voldoende zijn om
de noodzakelijkheid aan te toonen van het invoeren van beschermingsmaatregelen,
zouden er nog een menigte aangehaald kunnen worden.
Hoe dikwijls verneemt men niet, dat na een onweer de toestellen in
’t ongereede zijn geraakt of dat personen , die er gebruik van wilden
maken lichte schokken van de electrische ontlading ontvingen. Nog
onlangs deed in de dagbladen het verhaal de ronde van een inwoner
van Amsterdam, die ’s nachts gewekt werd door het rinkelen van de
bel van zijn telefoontoestel, en toen hij dien gebruikte, een sterken
schok door hoofd, arm en nek kreeg, een schok, die slechts iets heviger
had behoeven te zijn om hem, wien het ongeval overkwam, het leven
het gevaar van telefoongeleidingen. 43
te benemen. Juist, dat zulke gevallen, meestal in minderen graad,
zoo dikwerf voorkomen, schijnt de oorzaak te zijn, dat men er aan
gewoon geraakt en ze opneemt als een noodzakelijk kwaad, dat de telefonie
met zich medebrengt, zonder maatregelen te nemen om zich daartegen
te vrij waren, meenende dat het wel altijd goed zal afloopen.
De ontladingsstroomen door het onweêr in telefoondraden opgewekt,
kunnen een verbazende intensiteit hebben, zooals het volgende door
geloofwaardige getuigen bevestigde feit aantoont. Den 3 Osten JU}J werd
in den laten avond tijdens een hevig onweer in de nabijheid van het
Kenaupark te Haarlem een verblindend licht waargenomen gevolgd
door een vonkenregen. Den volgenden dag werd de verklaring van
het verschijnsel op onwederlegbare wijze gegeven door de omstandigheid
, dat een telefoondraad, die den vorigen dag nog gezien werd,
nu was verdwenen. De eenig mogelijke verklaring is immers, dat de
draad tot geleider voor de ontlading van een onweerswolk gediend
heeft, maar bezweek door de daarbij ontwikkelde warmte. Naar ingekomen
berichten is de draad nu reeds weder door een nieuwen vervangen.
Te recht heeft men dan ook in vele steden maatregelen genomen
om zich tegen het gevaar, dat telefoonleidingen aanbrengen, te bevei-
ligen, en het elektrisch congres van 1882 te Parijs achtte het onderwerp
van genoegzaam belang om er zijn aandacht aan te wijden. Daar
deelde prof. von helmholtz mede, dat in het vorige jaar aangenomen
was, dat ieder toestel door een bliksemafleider moest beveiligd worden ,
die daar geplaatst zou worden waar de lijn het huis binnengaat, en vroeg
hij naar het resultaat van dat voorschrift. De heer blavier antwoordde
daarop, dat die regel in Parijs op verre na niet algemeen gevolgd
wordt; dat echter in die stad het gevaar vrij wat geringer is dan
elders, daar hier de telefoongeleidingen onderaardsch zijn. Daarop gaf
von helmholtz nog de beschrijving van een afleider, die in de Academie
van Wetenschappen te Berlijn ter sprake gebracht is , en die
ook buitenshuis zou geplaatst worden. (Proces-verbaux de la conférence
internationale pour la détermination des unités électriques, 1882 2de com_
mission p. 94).
Eindelijk moet ik nog opkomen tegen het beweren van sommigen ,
dat een net van telefoondraden, over een stad uitgebreid, deze eer
beveiligt dan bedreigt, op grond dat door deze omstandigheid de daaronder
geplaatste voorwerpen geheel aan de werking van elektrische
invloeden van buiten onttrokken worden, evenals dit geschiedt bij