
boven te brengen, en slechts een enkele maal bleven eenige kleine
bolletjes tnssehen de draden hangen ; daaraan is het toe te schrijven,
dat het voorkomen van de eerste soort slechts drie en dat der laatste
slechts zes maal kon worden opge'teekend.
Slechts enkele malen werd het leem met, eenig zand gemengd aangetroffen;
oost en zuidwaarts van het door ons onderzocht terrein
werd door vroegere onderzoekers herhaaldelijk met zand gemengd leem ,
met leem gemengd zand en zelfs zuiver zand aangetroffen. Noordwaarts
schijnt de zuivere leembodem zich tot ongeveer 72° 30' N. B.
voort te zetten.
Gewone steenen van kiezelzuur kwamen, zonder juist veelvuldig te
zijn, af en toe, doch steeds, in gering aantal, voor.
Telken keer dat dreg of zwabbers werden opgehaald, werden tem-
peratuurs- en densiteitsbepalingen gedaan van het zeewater op den
bodem en aan de oppervlakte en bovendien zooveel mogelijk een zoogenaamde
serial-waarneming, waaronder men verstaat het onderzoek
naar warmtegraad en speeiefiek gewicht van het zeewater in een reeks
van verschillende lagen, bijv. op 5 , 10, 15 enz. vademen, tot aan
den bodem toe.
Het werktuig, waarmede dit geschiedde, naar den uitvinder prof.
b e m a n te Stockholm, het Ekman-apparaat genoemd, is een water-
haler, onder gewone omstandigheden voor niet te groote diepten zeer
geschikt, mits men in de gelegenheid is de lijn, waaraan de toestel
wordt neergelaten, zonder schokken en- zonder eenig oponthoud afte-
vieren. Het apparaat bestaat uit . een hollen geelkoperen aan beide
zijden geopenden eylinder, aan de bovenzijde rondom van een verdikten
rand voorzien. Deze eylinder kan zich op en nêer bewegen
tusschen drie geleidingsstangen, ruim tweemaal zoolang als de eylinder
hoog is , wier boveneinden door een plaat zijn verbonden, terwijl de
ondereinden zijn bevestigd op een bodem, waarop een met vet of
guttapercha gevulde ringvormige goot is aangebracht, waar de onderrand
van den eylinder juist in past; verder is deze bodem voorzien
van een tapkraan. Midden op den bodem staat een stang, die aan
zijn top eene schijf draagt, waarvan de rand met caoutchouc is omgeven
en die den eylinder, wanneer deze neervalt van boven sluit;
in de schijf is een opening, die met een stop wordt gesloten. De
eylinder is door middel van een haakje, dat onder den verdikten
rand grijpt bevestigd aan de bovenplaat der drie stangen en dit haakje
houdt den eylinder in de hoogte terwijl het apparaat over boord wordt
gezet. Zoödra het evenwel tè water geraakt, wordt de eylinder door
de drukking van het water een weinig opgelicht , waardoor hij vrij
komt van het haakje; toch houdt de opwaartsche drukking van het water
den eylinder nog in den top van het instrument, zoolang dit snel
zinkt, doch zoodra mén het uitvieren staakt of ook wanneer de toestel
op den bodem stoot, valt hij neer en sluit het water dat er zich op
dat oogenblik in bevindt op, daar hij aan beide zijden volkomen gesloten
wordt. Een tweede haakje aan de onderzijde van den eylinder
aangebraeht grijpt nu onder het bodemstuk der drie stangen en verhindert
dus , dat de eylinder weer wordt opgelicht, wanneer hij eenmaal
is neergevallen. Aan het ondereinde van het apparaat bevinden zich
nog eenige ijzeren vinnen, die tegen den grond stooten en dus beletten
dat de aftapkraah met modder wordt gevuld. De eylinder is met de
warmte slecht geleidende stoffen omgeven en heeft gewoonlijk een inhoud
van + 2 liter. Bij het bovenkomen van den toestel wordt de stop uit
de schijf genomen, een thermometer door de opening gestoken en aldus
de temperatuur van het water bepaald, dat daarna wordt afgetapt om
met een areometer het specifiek gewicht er van te kunnen onderzoeken.
Hoe aanbevelenswaard het Ekman-apparaat ook zij, vooral voor de
betrekkelijk geringe diepten waarmede wij steeds te doen hadden, bij
de strenge winterkoude was het voor serial-waar nemingen volkomen
onbruikbaar. Het geval wilde namelijk, dat, wanneer de toestel eenmaal
te water was geweest, hij voor de tweede maal den dienst
weigerde, om de eenvoudige reden dat de eylinder aan de stangen
vast vroor en dus niet meer op of neer kon. Er bleef dus niets anders
over dan het instrument telkens nadat het te water was geweest in
huis bij de kachel te ontdooien en volkomen te drogen. Dat onder
zulke omstandigheden aan serial-waarnemingen niet te denken viel,
is duidelijk en meestal moest men zich dus met het water van den
bodem tevreden stellen, dat dan toch met betrekking tot de juist
aldaar verzamelde dieren ook van het meeste belang was.
De temperatuur van het water op den bodem liep niet zeer uiteen
en wisselde af van -|- 0.3° tot — 1.8° C., was echter in slechts twee
gevallen -(- en gemiddeld — 0.8°. De densiteit van het bodemwater
varieerde tusschen 1023 en 1027, zuiver water als 1000 aangenomen.
Geheel andere resultaten werden verkregen met betrekking tot het
water aan de, oppervlakte , dat zeer uiteenloopende eigenschappen bezat
afhankelijk van het jaargetijde. Van Januari tot het laatst van de
maand Mei was de temperatuur schommelend tusschen — 2° en 0°, even