
in eens het uiteinde van den poot, dat buiten de vingers uitsteekt,
af. De opwekking van de gevoelszenuw in den poot heeft onmiddellijk
eene hevige samentrekking van de strekspieren van den poot ten gevolge,
waardoor de poot op de boven aangeduide plaats breekt, en
de krab naar beneden valt, terwijl het stuk poot in de hand des proefnemers
blijft. Wanneer men echter tusschen de bladen der schaar den
poot langzaam samendrukt en de zenuw alzoo trapsgewijs verplettert, kan
het geschieden, dat men dien poot afsnijdt zonder autotomie te veroorzaken.
Dompelt men dan het geheele dier in eene prikkelende vloeistof,
b.v. in alkohol, dan wordt het blootgelegd uiteinde der zenuw
geprikkeld en dan kan men in sommige gevallen de autotomie waarnemen.
Het is voldoende een poot in de onmiddellijke nabijheid van
de vlam eener kaars te brengen om dien onmiddellijk te doen af breken.
Ook de inwerking van eleetriciteit op de gevoelszenuw van een poot
heeft hetzelfde gevolg.
Welk zenuw-centrum speelt hier eene rol ? Niet de hersenknoopen ,
zooals wij gezien hebben. Het zijn de onderslokdarm — of buikzenuw-
knoopen, te vergelijken met het ruggemerg en het zenuwknoopstelsel
(nervus sympatJüous) der hoogere dieren. Wanneer men deze heeft weggenomen
, dan kan men achtereenvolgens alle pooten verpletteren of
afsnijden, zonder dat er ooit autotomie op volgt. Als tegenproef heeft
fredericq de buikzenuwen aan den prikkel der ^lectriciteit onderworpen
en heeft op die wijze het af breken vanreen poot verkregen.
Uit al het aangevoerde blijkt dat de autotomie bij de schaaldieren
niet is eene van den wil des diers afhankelijke daad, zooals huxley
en anderen willen, maar eene onwillekeurige, eene reflexbeweging. 1
De prikkel,- op de gevoelzenuw van, den poot aangebracht, deelt zich
1 Het verschijnsel, dat men r e fle x ie noemt, bestaat' daarin, dat dikwijls, wanneer
eene gevoelszenuw aangedaan, geprikkeld wordt, daarop o nw ille k e u rig e bewegingen
volgen. Deze ontstaan daardoor, dat de gevoelsindruk door die gevoelszenuw naar een
zenuwcentrum wordt overgebraobt, maar daar oogenblikkelijk en buiten den wil om op
eene of meer beweegzenuwen wordt overgeplant, teruggekaatst, ten gevolge waarvan dan
de spieren, naar welke de laatstgenoemde zenuw zich begeeft, '.zich samentrekken. Zoodanige
»reflex bewegingen.” zijn b. v. bet knipoogen, wanneer iemand plotseling met
den vinger tot dicht aan t oog nadert, — bet-niezen en hoesten bij prikkeling van
het slijmvlies van den neus of der keel, gedeeltelijk ook bet slikken, — bet onwillekeurig
optrekken van het been bij kitteling van de voetzool enz,
langs deze mede aan het buikzenuwstelsèl, en wordt van daar dooide
beweegzenuwen teruggekaatst op de strekspieren van den poot.
Iedere geleding van den poot eens schaaldiers bestaat uit een harden
schaal in den vorm van een meer of minder cylindrischen koker. Die
geledingen zijn met elkander verbonden door gewrichten , die alleen
buiging en uitstrekking toelaten. Binnen die kokers zijn de spieren
gelegen, die de pootgeledingen bewegen. Die spieren zitten ter eener
zijde vast aan de inwendige vlakte van het pootlid, waaróp het volgend
lid zich beweegt, en ter andere zijde door. middel van een chitinepees
aan het naaste gedeelte van het lid, dat zich op het vorige buigen
of uitstrekken kan. Wanneer nu de gevoelszenuw van een poot sterk
geprikkeld wordt, deelt zich, door tusschenkomst van het buikzenuw-
stelsel, de prikkel mede aan de uitstrekkende spier van het tweede
pootlid. Ten gevolge daarvan trekt zich die spier heftig samen; het
lid wordt dus boven mate uitgestrekt, totdat het eindelijk stuit tegen
het lichaam, de carapax, van het dier, maar gaat dan toch voort
zich uit te strekken, totdat het op de boven aangewezen plaats breekt-
De conditio sine qua non voor de autotomie is 1°. de integriteit van de
strekspier van het tweede pootlid, en 2 °. een weerstand biedend steunpunt
voor het verst van het lichaam verwijderd uiteinde van dit pootlid.
Het nut van de autotomische reflex is duidelijk. Het dier ontsnapt
er door aan een gevaarlijken toestand, en is toch niet blootgesteld aan
den dood ten gevolge van bloedverlies, gelijk geschieden zou, wanneer
de poot op eene andere plaats' afgesneden -werd. De wond, door de
afbreking veroorzaakt, bloedt bijna niet, waarschijnlijk wegens de nog
nablijvende samentrekking en dus opzwelling van de strekspier. De
spieren, die . het tweede lid bewegen, blijven ongeschonden in den
stomp. Men weet overigens, hoe gemakkelijk de pooten der schaaldieren
weder aangroeien.
Insehten. De springende rechtvleugeligen, b. v. de sprinkhanen, de
langpootige tweevleugeligen, b. v. de langpootmug (Tipula), eenige
halfvleugeligen en zeker nog andere insekten, verliezen hunne pooten
mot groot gemak. Licht een sprinkhaan bij de dij op, dicht bij de
articulatie met de scheen, dan zal het dier alle mogelijke moeite doen
om vrij te komen, maar de spring-poot zal niet loslaten voor men dien stuk
geknepen , of bij de dij, even als bij de krab , forsch doorgeknipt heeft.
De autotomie heeft dan plaats op de hoogte van het gewricht van