
Het is zeker dat , indien zulke verschijnselen in werkelijkheid bestonden
, een misdadiger niet verantwoordelijk zou zijn voor zijne handelingen.
Voor men hem veroordeelde, zou men moeten aantonnen dat
hij niet aan eene vreemde inwerking gehoorzaamd had, dat hij niet
tot de daad gedreven was door eene suggestie van de zijde' van iemand
die eene wraak wilde uitoefenen. Er zouden geen misdaden en geen
misdadigers zijn. Men zou zeer ver gaan indien men zoodanige inzichten
liet gelden; de maatschappelijke orde zou daardoor het onderste boven
worden geworpen. Het zou dus hoog tijd zijn dat het publiek gezond
verstand de rechtbank spande over zoovele dwaasheden , versierd met den
ijdelen naam van physiologische en wetenschappelijke onderzoekingen.
Laat een hypnotiseerend geneesheer aan eene gehypnotiseerd sujet
vragen wat morgen de koers op de beurs wezen zal, en, zoo hij juist
raadt, zal ik aan de clairvoyance des laatsten gelooven.
Ongelukkig is deze beslissende proefneming nooit gelukt.
Wij beweren gevolgelijk dat de hypnotiseurs niet slimmer zijn dan
de magnetiseurs, hunne voorouders, en dat de beweerde wonderen
waarmede zij beproeven ons-te verblinden, slechts wetenschappelijke
plagiaten zijn, die zich onder een griekschen naam verschuilen.
Tot d u s v e r f ig u i e r .
Wanneer f ig u i e r het aan de heeren c h a r c o t , b e r n h e im en de verdere
nieuwere hypnotiseurs kwalijk neemt, dat zij zich steeds van den naam
van hypnotisme en nooit van dien van dierlijk magnetisme bedienen ,
dan heeft hij stellig ongelijk. De laatste benaming heeft zijn oorsprong
aan eene verkeerde opvatting te danken. M e s m e r ging uit van de
meemng, dat de planeten invloed uitoefenden op het menschelijk lichaam,
een invloed, dien hij zich niet kon voorstellen dan uitgeoéfend door
tusschenkomst van eene het gansch heelal doordringende stof. Eerst
dacht hij dat die stof de electriciteit was, maar daarna wendde;hij zich
tot het magnetisme, begon lijders met magneetstaven te strijken, en
nam bij die lijders zekere zeer vreemde verschijnselen waar. Daarom
noemde hij de kracht, door dat strijken opgewekt, magnetisme, en
wel, om het van de bekende magnetische verschijnselen, het door hem
zoogenaamd »minerale” magnetisme te onderscheiden, »dierlijk magnetisme
. Later bevond hij wel dat dezelfde verschijnselen ook zonder
aanwending van magneten konden worden opgewekt, maar hij behield
de eenmaal gebruikte benaming. Het is echter duidelijk dat die benaming
verkeerd is ; het eigenlijke magnetisme heeft met het zoogenaamd
dierlijk magnetisme niets te maken. Zeer zeker is dus de benaming
van »hypnotisme” - van het grieksch g ö | slaap, - verreweg
te verkiezen, althans zoolang men niet een nog beteren naam gevonden
heeft. De toestand, dien men er mede aanduidt, begmt in den regel,
zoo niet altijd, met een stadium van beneveling, slaperigheid en ze s
van slaap, terwijl de zoogenaamde magnetische slaap bij voorgeze e
behandeling zelden uitblijft. ~
Iets anders is het', wanneer een wetenschappelijk beoefenaar van het
hypnotisme de experimenten, die sedert m e s m e r met dat »dierlijk magnetisme”
genomen zijn en de daarmede verkregen uitkomsten ignoreert,
en zich gedraagt alsof de studie der hypnotische verschijnselen eerst
begonnen.# toen de benamingen electro-biologie, neurypnologie en
hypnotisme in zwang kwamen. Want dierlijk magnetisme en hypnotisme
zijn — gelijk ik reeds in 1852 overtuigend meen aangetoond te hebben, -
synoniemen, twee namen voor eene en dezelfde zaak, en de verschijnselen,
die in vroeger tijd door de zoogenaamde magnetiseurs werden waargenomen,
en die , welke thans onder den naam van hypnotische verschijnselen
worden aangekondigd, zijn identisch. — met uitzondering
van wat men van de wonderen van de zoogenaamde clairvoyance verhaalt.
Men moet daarbij wel in ’t oog houden dat, al geraakte het
dierlijk magnetisme al zeer spoedig in verkeerde handen, die het in
discrediet brachten, onder hen, die zich er mede bezig hielden, aanvankelijk
zich zeer bekwame en vertrouwbare mannen bevonden, en
dat het niet aangaat de uitkomsten van hun onderzoek, al mogen die
noodzakelijk aan eene strenge kritiek onderworpen worden, te behandelen
alsof zij n o o i t waren verkregen. Overigens zouden die mannen naar
mijn oordeel tot juister inzicht in het wezen der zaak zijn gekomen,
indien ook bij hen niet het begrip ingeworteld was geweest, dat men
hier te doen had met eene specifieke kracht, uitgaande van den magneti-
' seur, en door zijn wil overgebracht op de te magnetiseeren persoon.
F ig u i e r erkent, dat de geleerde genootschappen zich steeds vijandig,
onrechtvaardig en partijdig tegenover het dierlijk magnetisme hebben
gedragen. En dat is ook mijne meening. Wel hebben zij onderzocht.
Maar hun onderzoek heeft zich te veel bepaald tot die verschijnselen,
die het groote publiek het meest verbaasden en ’t meest aantrokken,
en die juist daarom altijd op den voorgrond werden gesteld. Ik bedoel
vergphijnselen, als de verplaatsing van het zintuig des gezichts
naar onderscheiden gedeelten van het lichaam, bepaaldelijk naar den