
netisch is in veel minderen graad, zooals b. v. rood ijzer-oxyde, hamerslag of oxyden
van nikkel of coball, dan verkrijgt men daarvan — na eenig tikken als gewoonlijk—•
ook een spectrum, maar hetwelk van dat van het ijzervijlsel ten eenemale verschilt.
De strepen, waarin zich zulk een poeder schikt, zijn niet naar de zoogenaamde
krachtlijnen, maar overal loodrecht daarop gericht, dus volgens de lijnen van gelijk
potentiaal.
Gebruikt men tot dit bestrooien fijn gestampt magnetisch ijzererts of zeer fijn
verdeeld ijzer of nikkel of kobalt, zooals men dit door de reductie van de oxyden
dier metalen door waterstof verkrijgt, dan kan men de beide spectra, het normale
en het zoo even beschreven »orthogonale” , gelijktijdig zien ontstaan.
De vorming van al deze spectra wordt bevorderd door de poeders vooraf te suspenderen
in gomwater of beter nog in eene oplossing van schellak in alkobol. In eene
dunne laag daarvan, die men op het ijzerplaatje vooraf heeft uitgespreid , schikken zich
de deeltjes, zoodra men den elektromagneet inwerking brengt, veel gemakkelijker
en geregelder . dan die van het droge poeder. Door verdamping van het water of
den alkohol worden de zoo verkregen spectra dan meteen blijvend gemaakt.
CoLAiiDEAU tracht van het ontstaan der abnormale spectra eene verklaring te
geven, waarin wij hem hier niet kunnen volgen. • LH.
Invloed van de magneetkracht op chemische reactiën. — Tn een later opstel
(Ibid. p. 129) komt colardeau op de bovenvermelde verschijnselen terug om aan
te toonen dat zij. voldoende zijn ter verklaring van andere, even abnormale,,., welke
vroeger door remsen waren waargenomen en beschreven in la Lumière électrique
TV, p. 126 en X, p. 468..
Deze had namelijk waargenomen, dat, wanneer men op een ijzerplaatje dat op de
bovenvermelde wijze aan een sterken magnetischen invloed is onderworpen, een
laag brengt van eene oplossing van kopersulfaat, de koperlaag, die op hefijzer wordt
gereduceerd, veel dunner wordt op de plaatsen, waar de magnetische werking
sterker, dan op die waarop zij zwakker is, het dunst dus boven _dg,randen van de
poolplaten des elektromagneets. In deze en meer dergelijke door hem waargenomen
verschijnselen zag remsen een bewijs voor de verhindering of althans vermindering
der chemische werking op het ijzer door de magnetische aantrekking.
Colardeau nu toont aan, door redeneering en verschillende proefnemingen, dat
deze vermindering, zoo zij al merkbaar is, dan toch volkomen ontoereikend moet
zijn om al de door remsen waargenomen verschijnselen te verklaren. Veeleer en veel
beter kan deze verklaring gevonden worden in het feit, dat de oplossing van kopersulfaat
in den loop der reactie met een van ijzersulfaat wordt vermengd, en dat
deze laatste zich bij voorkeur ophoopt in het magnetische veld Op de wijze als in
zijn vorig opstel voor de zwak magnetische lichamen is beschreven, waardoor op de
door haar voornamelijk ingenomen plaatsen de koperaanslag op het ijzer dunner en
meer effen moet worden. ■ ' ' ln.
Over radiophonie. — Dit verschijnsel is door graham bell daaruit verklaard,
dat, als kool of een daarmede gelijksoortige stof aan de tusschenpoozende werking
van lichtstralen wordt blootgesteld, de gassen, welke er in zijn geabsorbeerd, beurtelings
verhit en afgekoeld worden. Door dan achtereenvolgens uit de poriën van de
stof te ontwijken en weder door deze geabsorbeerd te worden, zouden die gassen
aan de oppervlakte van het lichaam beurtelings verdicht èn ijler worden en zoo zou
er een geluidsgolf ontstaan.
Deze theorie zou kunnen beproefd worden door het lichaam tot op een hooge
temperatuur te brengen. Daardoor zal de opgeslorpte lucht geheel en al uit de poriën
worden verdreven, zoodat, als die theorie de ware verklaring van het verschijnsel
levert, het onder deze omstandigheid zich niet meer zal voordoen.
Het tegenovergestelde is echter, volgens onderzoekingen van den heer herritsch ,
het geval.
In een dun plaatje cokes, dat ongeveer 6 cM. lang en 2 cM. breed was, maakte
hij overlangs een spleet, die van den eenen rand tot op 1 cM. afstand van den anderen
liep en de beide polen van dit hoefje voorzag hij van klemschroeven, om daardoorheen
een sterken elektrischen stroom te kunnen brengen. Ben glazen buis; die van
boven was voorzien van een gehoorbuis, werd op het plaatje gezet; werd nu het
plaatje tot witte gloeihitte verwarmd èn liet men het tegelijk bij gelijke, snel opeenvolgende
tusschenpoozen door het zonlicht beschijnen, dan hoorde men duidelijk
tonen, en deze warén des te meer hoorbaar, naarmate de intermittentie van licht
en schaduw sneller en dus de toon hoóger was. (Wiedemann’s Ann. Bd. 29 , pag. 665).
v. d. v.
Over de warmte, die bij het koken van vloeistoffen wordt verbruikt. — Na
de bekende onderzoekingen van eavre en regnauI t heeft men zich zeer weinig
bezig gehouden met de bepaling van de hoeveelheid warmte, die zoogenaamd latent
wordt bij het koken van vloeistoffen, wier kookpunt onder 0° ligt.
De methode, volgens welke de heer chappuis voor methyl-chloruur, zwaveligzuur
en cyanogenium deze hoeveelheid beeft bepaald, berust op het gebruik van den
calorimeter van buksen. Door haar kan men, met eene vrij groote nauwkeurigheid,
de bij het koken op 0° latent wordende warmte, bij het met het smeltpunt van sneeuw
overeenkomend maximum van spanning, bepalen. De wijze van onderzoeken, door
chappuis toegepast, maakt dat elke correctie voor den invloed der uitzetting van
den damp vermeden wordt, (Acad- des Sciences de Paris, Séance du 28 mars 87).
v. o. v.
SCHEIKUNDE.
De oxyden van goud. — Daar de oxyden van goud meest in de eerste helft
der negentiende eeuw werden onderzocht en gerhArd krüss zich voorstelde het
atoomgewicht van goud nauwkeurig te bepalen, heeft hij ook de vorming van de