
spoedig de differentiaalwerking van twee solenoïden op een ijzeren
kern, in hunne lampen toe.
Men was dus nu zoover gekomen, dat men bij de verlichting van
pleinen, groote zalen enz. het elektrisch licht met goed gevolg kon
toepassen. Hiermede was men echter nog niet tevreden, men wilde
het zoover brengen , dat men elektrische lampjes, van gelijke lichtsterkte
ongeveer als een gasvlam, overal in de geleiding kon aanbrengen, en
daarenboven de lichten naar willekeur kon aansteken en uitdraaien;
eerst dan zou men er aan kunnen denken het elektrisch licht als een
praktisch bruikbare verlichting tegenover andere lichtsoorten te stellen.
De elektrieiteitstentoonsielling te Parijs, die met gulden'letters in
de annalen der elektrotechniek staat aangeschreven, toonde aan de
opgetogen bezoekers, dat ook dit vraagstuk , dank zij de onvermoeide pogingen
van verschillende onderzoekers, tot een goed einde was gebracht.
Reeds in het jaar 1845 trachtte men de eigenschap van den elek-
trischen stroom, om een geleider waardoor hij stroomt te verwarmen,
bij de vervaardiging van elektrische lampjes toe te passen. De tem-
peratuursverhooging moet zoo groot zijn , dat de stof, waaruit het lampje
is vervaardigd, gaat gloeien en daar de warmte, door den elektrischen
stroom ontwikkeld, evenredig is met den weerstand in den geleider,
komen slechts stoffen van zeer grooten weerstand in aanmerking. Deze
eigenschap bezitten echter alleen bismuth, antimonium, platina en
kool, waarvan al dadelijk de beide eerste stoffen wegvallen , daar zij
bij een te lage temperatuur smelten.
Met platina en kool, de eenige stoffen die dus over blij ven , had men
al lang proeven genomen doch steeds vruchteloos; wel gelukte het
lampjes te vervaardigen, die licht gaven , doch zij waren niet duurzaam.
Men had met verschillende moeielijkheden te kampen. Platina wordt,
wanneer de temperatuur dikwijls zoo sterk wisselt als dit in een
elektrisch lampje het geval is, spoedig bros, en breekt eindelijk; daar
men voor de vervaardiging van een platina-gloeilamp minstens 20 gr.
platina noodig heeft, wordt zij, hare geringe levensduur in aanmerking
genomen, veel te kostbaar. De pogingen van de changy , lontin , en
later die van Edison om een bruikbare platina-gloeilamp te vervaardigen
, bleven dan ook vruchteloos.
Beter waren de uitkomsten, die men met kool verkreeg, ofschoon
men ook hierbij vele bezwaren had të overwinnen. De grootste moeie-
lijkheid, die men ondervond, was het zoo volkomen mogelijk luchtledig
maken van den ballon, waarin de kooldraad was opgesloten , en dit was
een eerste vereisehte, wilde men de lamp ook maar eenigermate duurzaam
maken. Toen dan ook in 1879 van Amerika uit met zooveel
ophef werd aangekondigd, dat het eindelijk aan Edison was gelukt
eene bruikbare gloeilamp te vervaardigen , bleek het al spoedig dat
men te vroeg had gejuicht; het bericht, dat zooveel opzien baarde,
werd eenige weken later gevolgd door de tijding, dat Edison nog
moeite had met het luchtledig houden der lampen en dat daardoor
de fabricage voorloopig was gestaakt.
Dit ontmoedigde hem echter niet; met ijzeren volharding zette hij
zijne onderzoekingen voort en 'rustte hij niet, voordat hij alle bezwaren
te boven was gekomen, zoódat reeds in het jaar 1881 op de elektri-
citeitstentoonstelling te Parijs honderden Edison’s gloeilampjes hun zacht
aangenaam licht op de opgetogen menigte lieten schijnen.
Met de proeven van Edison vallen die van swan samen, en het
resultaat was niet minder gunstig. De lamp van swan , die zich van
de Edisonsche hoofdzakelijk door den vörm en de hoedanigheid van den
kooldraad onderscheidt, mag zich tegenwoordig in eene groote toepassing
verheugen. Later vervaardigden ook lane-eox, maxim, beknstein
e. a. bruikbare , gloeilampen.
Ongelooflijk was de geestdrift, die er na deze gelukte proeven bij
velen heerschte; gouden bergen stelde men zich van de toepassing van
het nieuwe licht voor; alom vormden zich maatschappijen met groote
kapitalen om het licht der toekomst te exploiteeren. Niet zelden werden
echter bij deze maatschappijen de aandeelhouders in plaats van
het licht geëxploiteerd, en spoedig hoorde men dan ook, dat verschillende
elektriciteitsmaatschappijen te gronde waren gegaan. Bovendien
werd het licht in den eersten tijd dikwijls aangelegd door onbevoegde
handen, zoodat het niet kon voldoen aan de groote verwachtingen, die
men er van koesterde, en zelfs gevaarlijk werd voor de omgeving. In
de laatste jaren heeft men dan ook aan verschillende buitenlandsche
polytechnische scholen leerstoelen opgericht voor elektrotechniek, zoodat
nu de elektrotechnische ingenieurs zoowel theoretisch als praktisch
kunnen worden gevormd.
Op deze overdreven opgewondenheid volgde een tijd van reaktie.
Het publiek nam eene afwachtende houding aan , men was teleurgesteld
door de slechte finantiëele resultaten, die vele elektrische maatschappijen
verkregen, en begreep niet altijd , dat dit niet de schuld
was van het elektrisch licht als zoodanig , maar van de wijze , waarop de
zaak werd aangepakt, en maar al te dikwijls van een eervergeten direkteur,