
Die spiegelende en gekraste oppervlakten zijn zoovele bewijzen voor
deze verschuiving, die overigens ook ten gevolge van zijdelingschen
druk in een mm of meer horizontaal vlak kon plaats grijpen.
it het verloop der gangen blijkt tevens de betrekkelijke ouderdom,
mjdt eemg gesteente-een gang af, dan zal deze laatste gewoonlijk
ouder zijn (fig. 3) dan het eerste. Dringt de eene gang door den
anderen, dan is gene van jonger dagteekening dan deze. (Fig. 4.)
De gangen zijn volgens het bovengezegde kloven en barsten in het
gesteente, die later zijn opgevuld. De opvulling is in sommige ge-
valen nog slechts onvolledig tot stand gekomen. Het'materiaal der
opvulling is velerlei en zelfs in j geval „ dat wij-met een echten
ertsgang te doen hebben, is niet alleen het erts meestal van zeer
verschillenden aard, maar behalve dezen metaalvoerenden inhoud bevat
de gang nog andere mineralen, zooals kwarts, kalkspaat, vloeispaat,
brokken van het omringende nevengesteente enz., welk alles te zamen
den naam draagt van ganggesteente. Ganggesteente en erts zijn nu eens..
onregelmatig, dan weder op zeer regelmatige wijze -in den gang verdeeld.
Veelvuldig treft men beide aan in lagen, die symmetrisch langs
e gangwanden zijn afgezet en niet te miskennen vingerduidingen
zijn van de wijze, waarop de gangen zijn opgevuld (fig. 5).. Deze symmetrische
lagen treden soms. zelfs bij herhaling in denzelfden gang
op (fig. 6). Een ander maal j s de gang opgevuld met brokken van
het nevengesteente, die natuurlijk bij de vorming der scheur of kloof
in deze zijn gevallen; ook komt het voor, dat bij een wederopenbarsten
eener oude, reeds gevulde kloof, het ganggesteente werd verbrijzeld,
terwijl deze brokstukken later door dén nieuwgevormden inhoud des
verwijden gangs werden ingehuld; Kortom, de opvulling der gangen
is wel is waar aan bepaalde regelen gebonden, doch biedt de grootste
verscheidenheid tevens aan. Veelvuldig zijn almede de z. g. Miêrholten -
(drusmraume) , die inwendig bezet zijn met fraai gekristalliseerde mineralen,
o. a. met amethyst. In ’t middengedeelte des gangs zijn deze
holten het menigvuldigst; zij zijn te beschouwen als de nog onopgevuld
gebleven deelen der kloof.
Het nevengesteente is meestal in de nabijheid van den gang iets
anders van samenstelling en struktuur dan in de deelen, welke meer
verwijderd van den gang zijn gelegen. Zoo is b. v. het aangrenzende
nevengesteente dikwijls verbrijzeld, terwijl de kloven tusschen de brokstukken
met een dun laagje erts zijn bedekt. Het nevengesteente is
soms sterk verweerd en verkleurd of met kiezelzand doordrongen
en dus iets vaster geworden. Een andermaal is het door een of ander
metaaloxyde, b. v. koper- of ijzeroxyde gekleurd, of het bevat dezelfde
ertsen, die ook in den gang zelven voorkomen, b. v. loodglans
en ijzerkies.
Naar het metaalerts, dat den voornaamsten inhoud des gangs uitmaakt,
’t zij in hoeveelheid, ’t zij in waarde, wordt de gang benoemd.
Zoo spreekt men b. v. van loodertsgangen, van zilverertsgangen enz.
Het erts zelf echter maakt meestal slechts een gering deel uit van
de geheele massa; ja kan in zoo geringen bedrage aanwezig zijn, dat
het de kosten van uitdelving en bereiding niet loont. In ’t algemeen
rekent men een gang exploitabel, indien hij van ijzererts */s, van
zink l/20, van lood 1/So, van koper 1/ l00 , van zilver 1/ 1000 en van
goud J/joooo bevat. Natuurlijk is de aard der mineraalmassa hierbij
niet onverschillig. Laat het erts er zich gemakkelijk uit afscheiden,
dan zal een gang nog met voordeel bewerkt kunnen worden bij eene
zelfde hoeveelheid erts, waarbij een andere gang, in welken het erts
onder ongunstiger omstandigheden aanwezig is , verlaten wordt.
Het ganggesteente bestaat gewoonlijk u it: kwarts in allerlei vormen,
—-gewone kwarts, amethyst, bergkristal, jaspis kalkspaat, zwaar-
spaat, vloeispaat, mangaanspaat, ijzerspaat, dat zelf weder een erts
is , .andere ijzeroxiden , chloriet, talk , amphibool, hoornblende, alsmede
leemmassa's.
Het opvullingsmateriaal eens gangs blijft in alle deelen van denzelfden
gang, wat hoeveelheid en hoedanigheid betreft, niet hetzelfde,
maar wisselt met de diepte van den gang en den aard van het
nevengesteente.
Indien gelijksoortig opgevulde gangen tusschen gelijksoortige gesteenten
en in dezelfde formaties of in gezelschap van dezelfde eruptieve
gesteenten voorkomen, is men gerechtigd tot de aanname van
een gelijktijdig ontstaan. Zoo heeft men b. v. voor de gangen van
het Ertsgebergte de navolgende groepverdeeling vastgesteld:
1°. de tinertsgangen;
2°. de gangen der pyrietische zilvergroep ;
3°. de gangen der zwaarspaat-, zilver- en kobaltgroep enz.;
4°. de gangen der ijzergroep.
Eene nadere, ofschoon zeer oppervlakkige omschrijving van deze
gangstelsels moge hier eene plaats vinden; niet zoozeer om de lokaal-
kennis van den lezer te vermeerderen, dan wel om hem een iets
dieperen blik in ’t wezen der ertsgangen te doen slaan, en alzoo zijn