
eveneens horizontaal en evenwijdig aan de eerste zoo nabij haar gespannen
, dat van een slingertje met een vlierpitten balletje aan het
einde, dit laatste tegen den bol rustte, zoolang deze niet was geëlektriseerd.
Werd hij echter geëlektriseerd, dan werd het bolletje afge-
stooten en uit de grootte der afwijking leidde men den graad der
lading af. Bij deze inrichting der proeven was men in staat de onmiddellijke
omgeving van den bol met gassen en dampen te bezwangeren
zonder dat deze zich konden afzetten op de geheele lengte der isolee-
rende draden. Veilig kon dus daarbij elke vermindering van potentiaal
aan direkte geleiding door die omgeving worden toegeschreven.
Bij de proeven werd in den aanvang de bol ten naastebij 'tot
denzelfden potentiaal geladen en de tijd waargenomen, waarin de afwijking
van den elektroskoop met een bepaald aantal graden verminderde.
In droge lucht bleef die uren lang bijna onveranderd. En dit zelfde
werd waargenomen, als achtereenvolgens de.conductor werd omgeven,
door met waterdamp verzadigde lucht op een temperatuur van 16 v-
100° G., door waterstofgas en koolzuurgas, zooals die uit de vloeistoffen
voortkwamen , waaruit zij werden ontwikkeld, door kwikdamp
op een temperatuur van 100° C., en door ammoniakgas. Terwijl daarbij
zoowel .die vloeistoffen als de gassen zelve geleidend -mek den grond
waren verbonden, was steeds de uitkomst dezelfde: alle gassen en
dampen gedroegen zich als uitmuntende isolatoren.
Bij de proeven met waterdamp werd kokend water op een afstand
van nog geen twee centimeters onder den koperen bol gehouden, zoo-
dat een dichte stoomnevel hem omringde en er zich een laagje waterdroppels
op- zijn oppervlakte vormde. Maar dit verdween weldra doordien
, bij de kleine massa van den bol, zijne temperatuur spoedig aan
die van den damp gelijk werd. Werd deze proef herhaald met waterdamp
die tot hoogere temperatuur was opgevoerd, dan nam aanvankelijk
de afwijking van den elektroskoop zeer snel af; daarna echter
bleef die standvastig en toonde daardoor aan, ■ dat die aanvankelijke
vermindering slechts een gevolg was van het neerslaan van water op
de aangrenzende deelen van den draad, dat de damp zelve echter een
volkomen isolator was. Waarbij wij opmerken, dat deze aanvankelijke
vermindering in afwijking slechts dan wordt waargenomen als men
den koperen bol en het vlierpitten balletje vervangt door twee van deze
balletjes, die, aan de uiteinden van hetzelfde draadje hangen, dat als
een ruitertje op een lange horizontale draad is geplaatst. Alleen in dit
geval is de hoeveelheid elektriciteit der oorspronkelijke lading klein
DE GELEIDING DER ELEKTRICITEIT DOOR GASSEN EN DAMPEN.
genoeg om de vermindering in spanning door geleiding langs den
draad zichtbaar te maken.
De heer luvini treedt nog in bizonderheden omtrent de verschijnselen
door hem waargenomen) als andere gassen den bol omringden. Allen
zonder onderscheid voerden hem tot de conclusie , dat gassen en dampen ,
bij de gewone spanning en een temperatuur van 0° tot 100 , volkomen
isoleeren. Waar vermindering van potentiaal bij hoogere temperaturen
werd waargenomen, daar was die, of, zooals in het geval
van zoo even, aan een geleidend laagje vloeistof toe te schrijven, öf
aan den heeten luchtstroom, die atmospherische stofjes “met snelheid
medesleept. Deze stofjes blijven niet liggen tegen de oppervlakte van
den bol; zij worden zelf geelektriseerd en afgestooten zijnde vervolgen
zij hunnen weg , terwijl zij een gedeelte van de elektriciteit medevoeren.
Ten slotte haalt de heer luvini verscheidene voorgangers aan, hetzij
om aan te toonen, hoe zij door hunne ondervinding tot een besluit
waren gekomen overeenkomende met het zijne, hetzij om, waar zij
uit hunne proeven meenden het omgekeerde te kunnen bewijzen, aan
te toonen dat die, behoorlijk geduid, zijne meening in het gelijk stellen.
v. d. V.
ONDERGRONDSCHE ELEKTRISCHE GELEIDINGEN
VOOR NEW-YORK. .
Eene commissie met den heer roswell p. eLower als voorzitter
was door de Wetgevende Vergadering van den Staat benoemd met
het doel, om uitvoering te geven aan de bepalingen , waarbij wordt
voorgeschreven , dat alle draden van den telegraaf, van den telephoon
en van het elektrisch licht onder den grond moeten worden gelegd.
Den 3Osten Juni deed zij een voorstel, dat, indien het door den
Attovney-Generaal wordt goedgekeurd, aangenomen zal worden. Het
verslag is ten gunste van het zoogenaamde »drawing-in” stelsel; met