
PHYSIOLOGIE.
De bewegingen der zeesterren. — P b e y e b heeft i n het zoölogisch station te
Napels veelomvattende onderzoekingen gedaan over de bewegingen van verschillende
soorten van zeesterren, behoorende tot de geslachten A s te r ia s , A s tro p e c te n , Aste-
r i n a , P a lm ip e s , L u id ia , C h a etaster, E ch in a s te r, O p h id ia ste r, enz. Onder zijne
talrijke interessante resultaten verdientn de volgende voornamelijk vermelding. Wanneer
een van de stralen van een zeester wordt afgesneden, kruipt die afgesneden
straal rond, beweegt zich, naar'jiet licht en draait zich om, wanneer hij op den
rug wordt gelegd. Al deze bewegingen vereischen natuurlijk in hooge mate coördinatie
van de werking der ambulacraalpootjes. Nu toonde p b e y e b aan, dat deze
coördinatie afhangt van het aantal centrale gangliën, dat met den afgesneden straal
in verbinding is. Blijft de geheele nerveuse centfaalring met den straal in verband,
dan geschieden de bewegingen even goed als bij het ongeschonden dier, en
hoe minder men van den centraalring overlaat, des fe langer heeft de straal werk
om b. v. uit de rugligging in de buikligging over te gaan. Hieruit volgt dus, dat
twee functioneel gehjkwaardige^ deelen van hef zenuwsysteem te zamen qualitatief
meer vermogen dan ieder op zich zelf. Misschien hangen dus ook bij hoogere dieren
de werkingen der zenuwcellen niet alleen af van hunne qualif&tieve eigenschappen,
maar ook van hun aantal en onderlinge verbinding.
Bovendien onderzocht p b e y e b de handelingen der zeesterren, wanneer ze in ongewone
omstandigheden waren geplaatst. Die handelingen wezen er duidelijk op,
dat hier niet aan zuivere reflexbewegingen te denken valt, maar eerder aan een, zij
het dan ook zeer rudimentair, intellect. Wanneer over een van de armen van eene
langarmige zeester (b. v. OpMomy xa of Ophioderma) een stukje caoutchoucbuis
werd geschoven, dat er eng om sloot, dan begon bet dier, na eenige vergeëfsche
pogingen om zich te bevrijden, het stukje buis met de beide naburige armen weg te
schuiven, terwijl de arm zelf zich meer en meer terugtrok en eindelijk het stukje
buis als eene laars van een been werd verwijderd. Dat dit geene eenvoudige reflexbeweging
was, bleek daaruit, dat onder andere omstandigheden het hinderlijke
omhulsel op andere wijze door schuren over den bodem of door heen en weer slingeren
werd verwijderd. Ook wanneer een zeester door vijf stiften, die aan de basis
der stralen op een kurkplaat worden bevestigd, als het ware wordt vastgezet, gelukt
het haar binnen betrekkelijk korten tijd op zeer doelmatige, wijze tusschen de stiften
weg te kruipen. Nog tot een aantal andere punten heeft p b e y e b zijne onderzoekingen
uitgeslrekt; het klimmen, de bewegingen naar het licht, de zelfamputatie van armen enz.
waarover wfThier niet in het breede kunnen refereeren. Ten slotte levert dit onderzoek
een bewijs voor het groote gewicht van het zoölogisch station ook voor phy-
siologische vraagstukken, ofschoon het tot nog toe uit den aard der zaak bijna
uitsluitend morphologiscbe onderzoekingen in het leven heeft geroepen. {Mittheil
a u s d e r Zoöl. S ta tio n z u Neapel; VII, I en II).
ANTHROPOLOGIE.
Gewaagde beweringen. — Een merkwaardig voorbeeld van tuchtelooze door-
draverij levert een opstel van LAPOüge in de Revue d ’Anth ro p o lo g ie 1887, 69.
Bekend is het dat in Frankrijk de toeneming der bevolking veel geringer is dan in
andere landen. LapotJge tracht dit verschijnsel langs ethnographischen weg te verklaren.
Frankrijk, zegt hij, wordt bewoond door twee rasseu, bet eene dolichocephaal
(langschedelig), het andere brachycephaal (kortschedelig). Waar deze rassen betrekkelijk
zuiver en onvermengd voorkomen (b v. de brachycephalen in Bretagne en
Auvergne, de dolichocephalen in het Noorden en het Oosten) daar is het cijfer der
geboorten overwegend. In de lage landen en langs de rivieren woont een gemengde
bevolking en daar zijn de sterfgevallen overwegend, daar neemt de bevolking af. De
oorzaak hiervan ligt niet in een mindere vruchtbaarheid van het gemengde ras,
maar in hun egoïstisch karakter, waardoor zij tot zelfbeperking worden geleid. Nu
heeft verder de grootheid van Frankrijk altijd in nauw verband gestaan met de ontwikkeling
van het blonde dolichocephale element. Toen de blonde gallische adel door
Caesar was uitgeroeid, bleef Gallië eeuwen lang de- meest onderworpene van alle
romeinsche provinciën. Na de komst der dolichocephale Franken werden deze het
heerschende ras' en de bloei van Frankrijk nam een aanvang. De kruistochten, de
hugenootenoorlogen en eindelijk de revolutie (de vernietigingsoorlog der onderdrukte
brachycephalen tegen hurtne dolichocephale onderdrukkers) roeiden langzamerhand
het blonde element uit. Thans is het zoo goed als verdwenen, de brunette brachycephalen
praedomineeren, de »families eugéniques” , familiën die het meerendeel der
eminente mannen leveren, zijn zeldzaam geworden. Maar de minder begaafde brachycephalen
zijn in den strijd op oeconomisch gebied niet tegen hunne concurrenten
opgewassen. En daarmede is het lot van Frankrijk onherroepelijk beslist, het zal
ds buit worden der aangrenzende dolichocephale rassen.
Het spreekt wel van zelf, dat wij dit staaltje van fantastische geschiedbeschouwing
alleen om der curiositeits wil hier mededeelen. (Naar een referaat in H um b o ld t VI, 267).
D . H .
GEZONDHEIDSLEER.
Bijziendheid bij meisjes.— De heer wtdmabk, te Stockholm, heeft hieromtrent
onderzoekingen gedaan, waarbij hij bevond, dat, bij gelijken arbeid in de school,
het gevaar van te groote vermoeienis van de oogen grooter is bij de meisjes dan
hij de jongens, ’t zij omdat de eerste minder weerstandsvermogen bezitten, ’t zij
omdat hare vrije uren besteed worden aan handwerken, muziek enz. in plaats van
aan gymnastiek of ten minste aan spelen in de vrije lueht. (Revue S c ie n tifiq u e ,
7 Mei 1887, pag. 605). L.
VERSCHEIDENHEDEN.
De aardbeving van den 23en Februari. — De heer a l b e r t o p f r e t heeft twee
tabellen vervaardigd, waarvan de eené den tijd aangeeft, waarop de hevigste aard