
de menschen zenden naar het Land daer haren Heer galends tegenwoordig
zijne woning heeft.” Deze woorden brengen ons in den strijd
tussehen de voorstanders der leer, dat geneesmiddelen door scheikundige
middelen moeten worden bereid, en de anderen, die kruiden als zoodanig
of de uittreksels of tincturen daarvan gebruiken, en het behoeft
zeker geen betoog, dat goossen van v re e sw ijk met vuur de zaak der
eerste partij omhelsde. Zijn oordeel over de Galenisten is dan ook
alles behalve inalsch. Aan de apothekers wordt verweten , dat zij met
de doodgravers een verdrag hebben gemaakt, »waer uit haer dan met
het Nieuw jaer een vet verkken in de keuken valt” ; »de Heeren Geneesmeesters
valt het veel lustiger een kanne wijns uit te drinkken,
en met de schijven in het tiktak bord te klappen, dan de swarte
houtskolen aen te tasten, gelijk een Philosooph toekomt in het werk
der Medecynen.” Men ziet, dat niet altijd met’zachte middelen getracht
wordt de tegenstanders te overtuigen, »dat Godt in het Mine-
raelsche rijk het ware geneesmiddel geplaatst heeft.” Dat de- »philosooph”
met gelijke munt werd betaald door heeren doctoren, apothekers
en hunnen aanhang, spreekt wel van zelf.
Het bovengemelde zal voldoende zijn óm aan te toonen, dat de
ernstig zoekende alchymist in de tweede helft der zeventiende eeuw
niet meer alleen als zoodanig werd geëerd , al heeft nog menig hof-
alchymist in latere dagen, voor langen of korteren tijd, bij zijnen
vorst in blakende gunst gestaan. IV
IV
Door welke denkbeelden de alchymist bezield was, wanneer hij zijn
laboratorium binnentrad, hebben wij dus vernomen. Laat ons hem
daarin een bezoek brengen om te zien, hoe hij zijn doel tracht te
bereiken.
Dat doel wordt door hemzelven in de volgende woorden beschreven:
»de konst der Alchymie bestaet nergens anders in , dan in het scheiden
en vermengen der Stoffen , ’t welk geschied door het vyer in het smelten
der Metalen en Mineralen gelijk mede in alleBouten daej- uit te trekken ,
nevens die uit de Kruiden, en Boomen, ja alle vruchten des Lands,
die ontelbaer zijn, sonder welke Goddelijke konst men geen oprechte
Medecyne sal bekomen, want zij is'‘de Eontein door welke de Medecynen
moeten voortgebragt worden.” Met dit doel voor oogen begaf
goossen van v re e sw ijk zich aan den arbeid; van de medicyne, die
hij zocht, stelde hij zich de gunstigste werking v o o r zoowel op metalen
als op menschen.
Een volledig overzicht te geven van hetgeen hij deed ligt niet in
het bestek van dit opstel. Uit elk der geschriften, die hij achterliet,
zullen zoo mogelijk een paar voorbeelden gegeven worden van scheikundige
wérkingën, waaromtrent eenige algemeene bekendheid mag
worden ondersteld. Men zal de opmerking kunnen maken, dat tal van
scheikundige bewërkingen, die eerst in onze eeuw werden begrepen,
bekend .waren aan.dë scheikundigen uit den tijd, waaruit wij er een
kiezen. Waren zij door hem niet begrepen, het gevolg daarvan is,
dat over de bijzonderheden der proef dikwijls op zeer geheimzinnige
wijze wordt gësproken. De zuren, -die tegenwoordig dikwijls sterke
zuren worden genoemd, namelijk zwavelzuur, salpeterzuur en zoutzuur,
speelden ook bij de bewerkingen in de laboratoria in vroegere
eeuwen eene belangrijke rol. De eerstgenoemde vloeistof draagt altijd
den naam oly van vitriool, de tweede heet altijd sterkwater of aqua
fortis en de derde geest van zout; deze drie namen zijn nog niet
verdwenen.
Hoe door verhitting van eene oplossing van »Sout Commun” in
regenwater met óly of geest van vitriool spiritus salis kan worden
gemaakt, wordt in bijzonderheden beschreven (Groene Leeuw , bladz. 194
en Goudè Leeuw, bladz. 134). De deugden van den zeer sterken geest
zoowel als van het zout, dat in de retort achterblijft en nog wat
liefelijker smaakt dan gegloeide wijnsteen, bevelen beiden als geneesmiddelen
aan; scheurbuik in den mond b. v. wordt door het laatste
en scheurbuik in alle leden wordt door de gedestilleerde vloeistof
genezen. Het ontging niet aan de aandaclit van goossen van vr e e sw ijk ;
dat de vloeistof, die het laatst opgevangen wordt, een »veel sterkkere
geest” is dan die eerder verkregen wordt. Wij verklaren dit hierdoor,
dat in het begin veel water met weinig zoutzuur destilleert en dat
deze verhouding langzamerhand omkeert.
Met behulp van dezelfde »oly van vitriool” wordt sterk water gemaakt;
hij de proeven, die op de groote kunst betrekking hebben, wordt dit
als een »scheywater” voor zilver en goud gebruikt. Het zilver doet
namelijk bij inwerking van salpeterzuur een oplosbaar zout (zilvernitraat
of hels.che steen) ontstaan, terwijl goud tegen de werking van dit zuur
bestand is. Wanneer wij lezen {Het licht der Mane of Glans der Sanne,
bladz. 41), dat de oly of geest van vitriool eerst tot een kristal moet
worden gehaakt en dat deze vervolgens in een beslagen retorte met