
de la matière- à un point que n’ont jamais atteint ni la connaissance
de l’homme ni les forces naturelles les plus énergiques, ni les combinaisons
et les procédés de la science la plus puissante. Ce serait
mettre à profit des forces que nous ignorons ou des réactions que
nul n’a imaginées. .
Il s’agit donc d’un de ces problèmes que la pensée humaine a besoin
de méditer pendant des siècles, où plusieurs générations peuvent user
leurs forces et où l’analyse d’un Newton ne devient possible que lorsqu’elle
a été préparée par les systèmes de plus d’un Copernic et par
l’empirisme de plus d’un Kepler.
In denzelfden geest laat zich ook berthelot over een naverwante
vraag uit in zijn onlangs verschenen werk : Les Origines de l'Alchimie,
waar hij, over de elementen sprekende, zegt: »Dans le cycle des
transformations, si la génèse réciproque de nos ^éléments n’est pas
réputée impossible à priori, du moins il est établi aujourd’hui que
ce serait là une opération d’un tout autre ordre que celles que nous
connaissons et que nous avons le pouvoir actuel d’exécuter.” Men heeft
hier dus te maken met problemen , die zeker in den eersten tijd met op te
lossen zijn. Maar al moge dan de eigenlijke oplossing der kwestie nog
in een ver verwijderde toekomst liggen, toch zijn er, sedert dumas
de aangehaalde woorden schreef, verschillende feiten bekend geworden
die het bestaan der »Urmaterie” waarschijnlijker maken. Ook in dit
opzicht heeft het natuurlijke stelsel der elementen een met te miskennen
beteekenis en zal het vermoedelijk aan de wetenschap nog
groote diensten kunnen bewijzen.
Ame r s f o o r t , 23 Januari 1887.
n a s c h r i f t .
Onder de vele scheikundigen, die vóór B f l B getracht.hebben, regelmatigheden
in de atoomgewichten óer elementen op te sporen, verdient nog b lo n d e r genoemd I I ? Hü toch bepaalde zich niet tot de beschouwmg van enkele
groepen ^maar "af in 1864 een lijst van al de toen bekende elementen m de volger e
vaTTratoomgewichten. Deze lijst was de eerste, die gepubliceerd werd en —
de vrondsredachte van Tiet bovenbesproken stelsel komt dns aan newlandb toe Zi ne
M l — niet algemeen bekend, f f Engeland vond zijne rangsehi mg
„ KHv.1. i werd zelfs zoo ongerijmd geacht, dat prof. fosteb hem in 1866 op
een11 vergadering van »The Chemical Society” de vraag, stelde, of hij wel eens getrae t
had, de elementen volgens de beginletters te rangschikken om op deze w ,» regel-
matigheden aan te toonen.
EEN BEZWAAR TEGEN DE LIJKVERBRANDING.
Ieder georganiseerd wezen —- de mensch niet uitgesloten — bestaat
ter laatste instantie uit een zeker aantal grondstoffen, als daar zijn :
koolstof, zuurstof, stikstof, waterstof, zwavel, phosphorus, calcium enz.
Na zijn dood vormen deze verschillende verbindingen, als water , koolzuur
, ammonia , zwavel waterstofgas enz.; terwijl de meerdere of mindere
snelheid, waarmede die vorming plaats heeft, afhangt van verschillende
omstandigheden, van vochtigheid, temperatuur en van het al of niet
aanwezig zijn van bacteriën. Zijn de weeke deelen ontbonden dan blijven
er hoofdzakelijk koolzure en phosphorzure zouten over. Al deze verbindingen
treden in de natuur voedend op. Sommige gassen voeden
de planten; de zouten worden of door den wind verstrooid, of, als
dit eenig vrij zuur, koolzuur bij voorbeeld, bevat, in water opgelost.
Zoo keert ten slotte de stof, die de dieren tijdens hun bestaan aan
de plantenwereld ontleenden, terug tot de aarde, en dient zij opnieuw
om planten te voeden. De levende wezens verbruiken zoo doende niet
slechts de materialen, waaruit hunne voorgangers waren opgebouwd
maar zelfs die, welke van de samenstelling van laatstgenoemden deel
uitmaakten. Wij voeden ons door middel van gewassen en dieren
van vroegere dagen; wij zelven op onze beurt zullen bijdragen tot
de lichamelijke vorming van wie na ons komen.
Wel is waar vertragen wij dezen cirkelloop der natuur door onze
dooden te begraven; maar dit kan dan ook niets anders ten gevolge
hebben dan dat wij dien loop vertragen. De grondstoffen, waaruit
wij zijn opgebouwd, gaan even goed over in het water en zullen de
planten voeden zoowel als de dieren, die van die planten leven. Toch
heeft voor de nu levenden dit begraven zijne bezwaren. In de steden,
bij voorbeeld, kan het water, dat met organische stoffen bezwangerd
de riolen bereikt, ziekte-kiemen in onze woningen brengen. Bereikt
het putten, dan vergiftigt het hen, die van het besmette water drin