
noch omvangrijk genoeg, om de tegenstanders van zijne meening onder
de practische landbouwers te overtuigen. Gedurende eene reeks van
jaren wijdde zich b o u s s i n g a u l t aan deze vraag en zijne proeven gelden
thans nog als het beste voorbeeld van nauwkeurig onderzoek op dit
gebied. Het gelukte hem toch landbouwplanten in een kunstmatigen
bodem en in gezuiverde lucht gedurende verscheidene maanden krachtig
te doen groeien en zijne voorzorgen daarbij zóó te nemen, dat geen
milligram der oorspronkelijk in het zaad of in de mest aanwezige
stikstof aan het eind der proeven aan de analyse ontsnapte.
De s a u s s u r e ’ s uitkomst was ook de zijne,,en weldra ruimden de
tegenstanders het 'veld. De stelling, dat de vrije stikstof door de
planten niet kan worden geassimileerd, bleef sedert onaangetast. Wel
leerde men later , in de bacteriën van den bodem , organismen kennen ,
die de vrije stikstof in stikstofverbindingen kunnen overvoeren en
zoo voor de landbouwplanten beschikbaar maken, ‘en werden daardoor
vele der argumenten der tegenstanders beter verklaarbaar, doch aan
de grondstelling van b o u s s i n g a u l t werd daardoor natuurlijk niets
veranderd.
B o u s s i n g a u l t ’s onderzoekingen op landbouwkundig gebied strekten
zich niet alleen tot de planten, maar ook tot de dieren en hunne
producten u it, en werden door hem achtereenvolgens'neergelegd in
zeven banden van zijn tijdschrift Agronomie, Chemie agricole et Physiologie.
Naast dit tijdschrift verdient hier genoemd te worden zijne Économie
r u r a le , een handboek voor den landbouw op wetenschappelijken grondslag,
dat in 1843 in twee- lijvige banden verscheen en gedurende
langen tijd het meest gebruikte handboek op dit gebied geweest is.
Niet uitsluitend heeft b o u s s i n g a u l t zich, aan deze onderzoekingen
gewijd. In 1821 begon hij zijn wetenschappelijke loopbaan met eene
verhandeling over de verbindingen van silicium en platina, en korten
tijd daarna werd hij tot hoogleeraar aan de school voor mijn-ingenieurs
te Bogota in Zuid-Amerika benoemd. Gedurende de tien jaren, die hij
aldaar doorbracht, heeft hij veel gereisd, en zich vooral op de mineralogie
, de geologie en de cosmographie toegelegd. Zijne studiën in die
vakken strekten zich uit over Venezuela, Nieuw Grenada en Bolivië,
en gedurende eenigen tijd had hij zelfs een observatorium op den top
van den Chimborazo. In 1833 naar Frankrijk teruggekeerd vestigde
hij zich eerst te Bechelbronn, welk landgoed hij te samen met zijn
schoonbroeder, den heer l e b e l , administreerde, en waar hij zijne
eerste proeven op landbouwkundig gebied ondernam. Later zette hij dit
onderzoek op den Liebfrauenberg in de Vogezen voort, en werd in
1837 benoemd tot professor aan het Conservatoire des Arts et Métiers
te Parijs. Deze betrekking bekleedde hij tot 1873, en werd daarin
opgevolgd door s c h l o e s i n g . Ofschoon hij zich gedurende de vijf en dertig
jaren, toen hij aan het hoofd van zijn agronomisch laboratorium stond,
hoofdzakelijk op de physiologie van planten en dieren ten dienste van
den landbouw toelegde, en daarbij door talrijke leerlingen, o. a. ook
door zijn zoon j o s e p h b o u s s i n g a u l t werd bijgestaan, vond hij toch steeds
tijd, om zich ook op ander gebied nuttig te maken. Zoo heeft hij zich
door zijne toewijding aan de hygiënische belangen van Parijs gedurende
omstreeks een halve eeuw groote verdiensten verworven. Hij was de
ziel van het Conseil d'hygiéne publique et de sa lu b ritê, waarvan hij van
1844 tot aan zijn dood lid was.
Sedert 1839 was hij lid van de Académie des Sciences, in de af-
deeling voor Économie rurale. Hij overleed rustig en kalm den 11 Mei j.1.
Met rechtmatigen trots kennen zijne landgenooten hem, zoowel op
practisch als op wetenschappelijk gebied, den eerepalm toe. Hij heeft
zich voor altijd een naam gevestigd naast d e s a u s s u r e , h u m b o l d t
e n D u m a s .