
Van dit alles kunnen wij hier niets meer weergeven, dan, als'proeve, eene tabel
van de door hen gevonden dichtheden van koolzuur in de beide toestanden. Water
op 4° C is daarbij als eenheid genomèn.
Temperatuur
Celsius
1 30,2
28.9
28,1
27.0
26.1
25.0
23.7
22.4
22,2
21,3
20.9
19.7
1,7,3-
16.5
15.9
15.7
1.3,6
11.8
11.0
R c
S,2
Di chtheden Temperatuur Dichtheden
Vloeibaar. Verzadigde damp.
Celsius.
Vloeibaar Verzadigde dam
0,3507 3,4 0,870
0,3118 2,2 0,1040
0,3044 1,3 0,907
0,2864 0,5 0.0983
0,2685 — 1,4 0,0953
0,2543 — J ,6 0,910
0,2369 V f - 3>3 0,936
0,2288 5,0 0,0850
0,726 •V 8,2 " 0,955
0,2155 1 — 11,5 0,966
0,755 . - .1 2 ,0 0,0692
0,770 0,2014 ... — 14,5 0,985
0,1835 i— 16,0 0,0596
.0,788
•nhlh 21>8 1 0,0526
0,796 ; — 23,0 0,998
0,1712 23,8 0,0475
0,1585 — 24,5 0,0463
0,1451 , 1 25,0 1,016
0,840 r v-r 26,0 0,0414
0,1414 . - 27,9 0,0382
.0,1304 — 29,8 0,0352
0,868 —=-30,0 1,013
0,1223 — 34,0 1,057
6,7
Voor aHe drie der door G. en M. onderzochte stoffen is het gebleken, dat de'
ichtheden van elke g gasvormigen en in drupvormigen toestand, op de kritische
temperatuur dezelfde zijn. LN.
Knoopen en buiken in trillende luchtkolommen. - Een eenvoudig hulp-
" f l ter„ aanWljZ‘nS VaD de P,aats dcr eersten vindt possati (II nuovo Cimento,
- p. 261) m bet gebruik van een klein koolmikrofoontje, dat, met een telefoon
in de stroombaan van twee Bunsenelementen geplaatst, in de vertikaal geplaatste
bms wordt op en neder bewogen. De telefoon »spreekt” dan sterk, zoodra het mi-
krofoontje zich in een knoop bevindt en al zwakker en zwakker, naarmate men het
meer daarvan verwijdert.
Voor een aantal toehoorders brengt men het aantal elementen op zes, laat den
telefoon weg en doet de proef, in het duister, in een glazen buis. De plaats van
een knoop wordt dan aangewezen door de heldere vonkjes, die tusschen de beide
koolvlakjes overspringen, die van een buik door het geheel uitblijven daarvan.
LN.
Verband tusschen meteoren-zwermen en aardbevingen. — De heer ch. v. zengeb
heeft, uit eene vergelijking van de waarnemingen omtrent de perioden van meteorenzwermen
en van aardbevingen in de jaren 1883, 1884 en 1885 voorgekomen, het
volgende afgeleid:
1°.- De dagen, waarop de aarde door meteoren-zwermen gaat en waarop tevens
.groote omwentelingen in het omhulsel der zon zijn waargenomen, vallen in 1883,
1884 en 1885 samen met dagen, waarop aardschokken zijn gevoeld;
2°. Als er tusschen de dagen, waarop meteoren-zwermen en omwentelingen op de
zon zijn waargenomen, een aanmerkelijk verschil is, dan merkt men twee groepen
van aardbevingen op, die vrij snel op elkander volgen;
3». Deze bewegingen van de aardkorst worden dikwijls vergezeld door orkanen,
cyclonen, onweders en verschijnselen van noorderlicht. (Acad. des Sc. de P a r is ,
Séance du 20 Dec. 86). v. d . v.
De voorkeur van den bliksem voor sommige boomen. — Bij gelegenheid dat
een bliksemslag twee boomen in het park van Richmond trof, te midden van anderen
die onbeschadigd bleven, vroeg de heer symons zich af, hoe het toch komt, dat
zekere, boomen, zooals de iep, de eik, de esch en de populier, in Engeland meer
dan andere naburige en hoogere boomen, door den bliksem getroffen worden. In
Amerika zijn de meest gevaar loopende boomen de notenboom, de eik en de pijnboom.
In Duitschland heeft men o p _ 265 bliksemslagen, die op boomen gevallen
waren, 165 getroffen eiken geteld. Het is volgens symons waarschijnlijk, dat het
elektrisch geleidingsvermogen van het eigen weefsel van een boom hier een belang-
rijker rol speelt dan de hoogte des booms; dat van den bodem en de wijze, waarop
de boom met den grond in gemeenschap staat, moeten ook niet verwaarloosd worden.
Onderzoekingen in deze richting kunnen licht verspreiden over de keus van de boomen ,
die men in de nabijheid van woningen plant. (La N a tu r e , 13 Nov. 1886, pag. 383.)
D. L.
SCHEIKUNDE.
Het gehalte der dampkringslucht aan koolzuur. — Hieromtrent vindt men in
Liebig’s Ann. der Chemie (237, 39) eene uitvoerige studie van b . blochmann. In
de eerste plaats geeft hij een kritisch overzicht van de uitkomsten der onderzoekingen
in>roegeren tijd en van de wijzen, waarop deze werden uitgevoerd. Zoowel
in het geheel als in de onderzoekingen van één enkelen scheikundige blijkt h e t, dat