
Het reisverhaal van den heer leclercq deelt een groot aantal bijzonderheden
mede, waarvan hier slechts een gering aantal kon worden
genoemd. Onderhoudend geschreven en opgeluisterd door een veertigtal
gravures en twee kaartjes geeft het ons, bewoners der oude
wereld, eene duidelijke voorstelling van de wonderenwereld in Noord-
Amerika. Daarvan kon mijn opstel niets dan eene verflauwde afdruk
zijn. Mocht het ten minste enkelen hebben opgewekt te lezen, hetgeen
de geleerde reiziger zelf in het verslag van zijnen tiendaagschen tocht
verhaalt.
DE WINT E RS LAAP .
DOOR
Dr. H. B O S .
I. I nleiding.
Ieder jaar zien wij de zon langzamerhand een hooger standpunt
innemen, ziem .wij haar ook weer dalen, om vervolgens haren loop
op nieuw aan te vangen. En met het rijzen der zon ontluiken de
knoppen; sommige ontdoen zich bedaard van de hen omgevende schubben
, andere bersten met geweld open jj alsof zij zich plotseling
bewust werden, dat de gevangenis, waarin zij eenige maanden opgesloten
zaten, toch eigenlijk te eng voor hen was. Alle brengen een
menigte fijne, reine, keurig besneden blaadjes te voorschijn, die zij
biddend naar de zon keeren, als vroegen zij licht en warmte voor hun
bestaan. De scherpe lijnen der dorre takken beginnen zich op te lossen
in een wazig groen of bruin, om binnen korten tijd geheel te verdwijnen.
Duizenden nette, onaangetaste spruitjes bedekken en be-
kleeden den grond; het water der slooten wordt doorzichtig en tal
van groene draadjes en sterretjes, in nog ongekreukten vorm, werken
zich van den bodem op. De wandelaar is juist gestemd om dat alles
te genieten; met vreugde merkt hij eiken dag, dat de natuur weer
is verrijkt, en droomende denkt hij zich den zomer in dien zelfden
maagdelijken vorm, maar dan overvloeiende van het nu nog spaarzame
groen. Maar daarin vindt hij zich later maar al te vaak bedrogen.
Want tegelijk met de plantenwereld ontwaakt de dierenwereld; tal
van eieren , die den winter op allerlei verborgen plaatsen doorbrachten ,
geven het aanzijn aan eene menigte verdelgers van het jeugdig groen;
eene groote hoeveelheid poppen verlaten haren droomerigen toestand
en vliegen als vlinders, als kevers, pronkend en suizend heen en
weer, den lekkersten honig en de sappigste bladeren uitzoekend om
hun leven te onderhouden ; vele dieren in volwassen toestand: kikvorschen,