
hagel van ontzettende slagen door mijn lichaam; ik schreeuwde het
uit van pijn, tot het dier eindelijk van mijne voeten gleed en in het
water ontkwam.” •
Yroeger werden de Sidderalen met behulp van paarden, die in het
water gedreven werden, gevangen; deze methode is tegenwoordig geheel
onbekend en werd vroeger slechts nu en dan gevolgd. Von hum-
boldt geeft een treffend verhaal van deze methode, welk verhaal in
vrolik’s Leven der Lieren 3de deel pag. 242 e. v. te vinden is.
Bij den S id d e r ro g ligt tusschen den kop en het voorste gedeelte
der borstvinnen aan weerszijden een elektrisch orgaan, dat slechts door
de huid is bedekt. Het komt in hoofdzaak met dat der Sidderalen
overeen; de zenuwen, die zich er in vertakken, komen echter uit de
hersenen. De elektrische ontladingen van den Sidderrog zijn minder
hevig en volgen elkaar ook niet zoo snel op als bij den Sidderaal;
toch zijn zij zelfs voor den mensch nog zeer pijnlijk ën voor kleinere
visschen doodelijk. Hij gebruikt de elektrische organen minder tot den
aanval als wel ter verdediging.
Bij enkele vissehen worden wapens gevonden, die op een afstand
werken. Zoob. v. bij den tot de Lipvisschen behoorenden E p ib u lu s
in s id ia to r , die in Oost-Indië bij Java, Sumatra en de Moluksche
eilanden leeft. Hij wordt daar »roode bedrieger” genoemd, om de
wijze, waarop hij zich van zijne prooi weet meester te maken. Deze
visch bezit nl. het vermogen zijne kaken tot een buis te verlengen.
In een toestand van volkomen bewegingloosheid wacht hij tot een
kleine, visch in zijne nabijheid komt en grijpt hem dan plotseling
met de uitgestoken kaken.
Onder de Klipvisschen vinden we enkele'soorten z. a. deChaetodon
r o s t r a t u s en de T o x o te s j a c u l a t o r of B o o g s c h u tte r , die
hun prooi op eene bij zonder e wijze weten te bemachtigen. De eerste
leeft aan kusten en monden van rivieren, vooral op Java. Wanneer
hij op een blad boven water een insect ziet zitten , dan verheft hij
zijn tot een snuit verlengden bek boven de oppervlakte en slingert,
dikwerf op meer dan een voet hoogte, zoo behendig waterdroppels
naar insecten, dat deze in het water vallen, waar hg ze dan ge-
makkelijk meester wordt. De Chinezen op Java houden dat dier in
glazen vaten, waarin een stok geplaatst is , waaraan de insecten slechts,
los zijn vastgemaakt, die dan telkens door den visch er worden
afgeschoten. De tweede handelt eveneens; hij komt in Oost-Indië
en in Polynesië voor. J. mitchell verhaalt, dat hg deze visschen bij
een javaansch hoofd gezien heeft, die hen in een klein 'waterbekken
hield. Midden in dit bekken was een stok geplaatst, waarin houten
pennen bevestigd waren. Zoodra men kevers daarop zette, kwamen
de visschen uit hunne schuilplaats en zwommen om den paal. Spoedig
kwam een aan de oppervlakte, hield zich onbewegelijk, keek eenige
oogenblikken naar den kever en schoot dan uit den mond een straal
water, met zooveel kracht en behendigheid, dat de kever er afviel,
waarop hij terstond door den behendigen schutter werd opgepeuzeld.
Dan kwam een anderb visch en handelde eveneens. Wanneer een visch
de prooi niet raakte, zwom hij om den paal en schoot dan op nieuw.
Mogen nu al de visschen, met geringere psychische vermogens toegerust
dan de overige gewervelde dieren, niet in staat zijn door de
werkzaamheid van hun geest gevaren te vermijden, toch hebben zij
van de natuur talrijke andere middelen verkregen om een gevaar het
hoofd te bieden en zich hun levensonderhoud te verschaffen. Ook zij
verschijnen niet ongewapend in den strijd om hun bestaan,