
doet wassen en voortkomen als de lucht, vnnr en water en alles,
wat leven heeft, of ook wel de ziel van alle dingen, die aan menschen
en beesten, aan alle vruchten des lands en ook aan de mineralen en
wat er nog meer zou mogen zijn het leven geeft, want God heeft
niet slechts de aarde gemaakt alsof zij dood was, maar heeft daar
een geest of ziel ingelegd”. Elders heet zij »de waarachtige materie,
die niets anders is dan de geest des werelds, zonder welken wij niet
kunnen leven” , en »deze geest kan geen rust vinden, zoolang hij
geen lichaam gevonden heeft” . »Het is de materie der oude philo-
sophen, die te zijner tijd in de aarde gevonden wordt, waarvan b a s il iu s
zégt, dat de geest der aarde onzienlijk is, maar door de krachtige
werking der bovenaardsche lichten als de zon, de maan en de sterren
met het centraalsche vuur aan den dag gebracht en door de operatie
van de konst klaarlijk vertoond wordt.” Eegen en hagel brengt zij
voort;, den wind heeft zij in haren buik gedragen. Onder tal van
namen wordt zij voorgesteld b; v .: de Vogel die bij den nacht wandelt,
een Adelaar, een Slang der Aarde, Eoode Leeuw, Groene Leeuw
en Jonkvrouwenmelk. Worden de bekende metalen, mineralen en
zouten door bepaalde teekens voorgesteld, voor de Prima Materia
wordt dikwijls hetzelfde teeken gebruikt als voor het metaal lood, en
dan wordt zij wel eens de oude Saturnus genoemd. In nauw verband
staat hiermede ook de voorstelling, die met het gebruik van het
woord Asot gepaard ging; hierdoor werd vooral het zoogenaamde zaad
of sperma der metalen voorgesteld, en ons treft hier als eene bijzonderheid
in de wereldbeschouwing van onzen schrijver, dat hij ook
voor de onbewerktuigde stoffen de mogelijkheid van voortplanting en
groei onderstelde. Deze Prima Materia »de onzienelijke lucht” , ver-
eenigt zich met alle zaden van de gansche wereld, waar zij maar bij
kan komen, en deelt daaraan het vermogen mede om te kunnen wassen.
Vraagt men thans, of aan de Prima Materia ook eene meer tastbare
stof beantwoordde, of welke der bekende stoffen daaraan ten minste
het meest nabij kwam, dan leert het antwoord op deze vraag ons,
wat er van de aloude voorstelling van de vier grondstoffen: lucht,
aarde, vuur en water, nog bij onzen alchymist overgebleven was.
»Wie zal ons recht zeggen, wat de eerste materie van alles is: het
A (vuur) of het V (water), de lucht, ja de Aerde?” Beweren sommigen,
dat de lucht, waarin men leeft, het is, deze lucht kan het
niet zijn, daar zij zeker ook uit de eerste materie voortgekomen is.
Trouwens het blijkt niet, dat g o o s s e n v a n v e e e s w i jk het met zichzelven
eens is geworden, hoe hij over deze groep van elementen
dacht; »ikgeloof”, zegt hij ergens, »dat de Materie der Philosophen
niets anders is dan water en vuur” , en elders: »het lijf van den ouden
Saturnus (zie boven) bestaat uit de elementen als water en vuur”,
waar dan aan toegevoegd wordt: »niet zulken, als wij dagelijks gebruiken,
maar dat nog geen lijf heeft aangenomen” . Terwijl deze
aangehaalde woorden den indruk maken, dat slechts twee van de
grondstoffen van a r i s t o t e l e s worden aangenomen, vinden wij ergens
anders de verklaring: »de rechte Materie, voor soo veel mij bekent
is, kan anders niet wezen, dan Aerde, Water en Vyer, die t ’ samen
een, maer in drien verdeelt zijn”. Van bepaalde denkbeelden aangaande.
dat duistere punt kan nog minder sprake zijn, wanneer wij
letten op uitdrukkingen als de volgende, dat in sommige stoffen de
vier elementen volkomen zijn, of dat het woord van den Prediker
(Hoofdst. III vs. 19): »Want wat den kinderen der menschen wedervaart,
dat wedervaart ook den dieren en eenerlei wedervaart hun
beiden; gelijk die sterft, alzoo sterft deze en zij hebben allen eenerlei
adem, en de uitnemendheid der menschen boven hem is geene , hierom
gezegd zou zijn, dat allen uit de vier elementen hun oorsprong hebben.
Waar de geheimzinnige Prima Materia eenen vorm heeft aangenomen ,
»de Seconda Materia tot haren wagen heeft aangenomen” , geraakt zij
voor den mensch binnen het bereik der zintuigelijke waarneming.
»In deze Seconda Materia moet de konstenaer soeken en niet in de
Prima: Want dese heeft Godt alleen voor hem selven behouden; soo dat
wy daer niet toe konnen komen, wij mogen ook doen wat wij willen.”
Werd boven gezegd, dat de Prima Materia der alchymisten in onzen
tijd Urmaterie zou heeten, tusschen de denkbeelden, die aan deze
woorden ten grondslag liggen, heerscht groot verschil. De Urmaterie
toch vertoont zich hier als koolstof, ginds als zwavel, wederom elders
als zuurstof enz., d. w. z. in de aan onze zintuigelijke waarnemingen
onderworpen grondstoffen zien wij hare uitingen. Hiet aldus was het
met de Prima Materia gesteld, die volgens de opvatting, waarmede
wij hier kennis maken, eerst de drie beginselen Mercurius, Sulphur
en St. (Sout) voortbrengt, en daaruit zijn dan de tastbare stoffen opgebouwd.
In dezen zin moet men uitdrukkingen verstaan als b. v.
»de gantsche Werelt bestaet nieuwers anders uyt als uyt S t., Slfv
en $ (kwik)”. G o o s s e n v a n ' v r e e s w i jk leeft in den tijd, waarin aan
de stellingen van p a r a c e l s u s zeer hooge waarde wordt toegekend. Het
zijn niet alleen de zeven metalen (goud, zilver, lood, koper, ijzer,