
volumens van verschillende gassen onder dezelfde omstandigheden van
temperatuur en drukking evenveel moleculen bevat zijn en dat dus
de verhouding van de moleculairgewichten van verschillende gas'vormige
lichamen dezelfde is als de verhouding van hunne dampdichtheden.
Zoo kunnen deze moleculairgewichten berekend worden, wanneer men
dat van één gasvormig lichaam kent. Bij de bepaling van de moleculairgewichten
van lichamen, die men niet in gasvormigen toestand
kent, stuit men op groote bezwaren. Van de atomen, die volgens
het bovengezegde nu ook kunnen bepaald worden als de kleinste
deeltjes van de elementen, die in een molecule van hun verbindingen
voorkomen, zijn de gewichten, voor zoover de meer bekende betreft,
langs verschillende wegen met groote nauwkeurigheid bepaald. Er zij
hier vermeld , dat zoowel de atoom- als de moleculairgewichten relatieve
zijn en uitdrukken hoeveel maal de bedoelde deeltjes zwaarder
zijn dan een atoom waterstof, het lichtste van alle bekende atomen.
Het absolute gewicht der atomen is nog niet nauwkeurig bekend;
men heeft hiervoor alleen benaderde waarden kunnen stellen.
Om de atomen der verschillende elementen aan te duiden worden
de beginletters der wetenschappelijke namen gebruikt. Zoo wijst b. v.
O, de eerste letter van het woord Oxygenium, een atoom zuurstof,
dat is dus een deeltje van bepaalde grootte en bepaald gewicht aan.
In de formulen, die men voor de enkelvoudige en samengestelde stoffen
opstelt, tracht men zooveel mogelijk de samenstelling der molecule
(of wat men daarvoor houdt) terug te geven. Zoo wordt met de
formule 0 2 aangegeven, dat de molecule zuurstof uit twee atomen
bestaat, door de formule H20 , dat de molecule water uit twee
atomen waterstof en één atoom zuurstof bestaat. Hiermede is dus,
daar de relatieve atoomgewichten bekend zijn, tevens de procentische
samenstelling van de verbinding gegeven.
De voorgaande regelen trachten een korte schets te geven van de
atomistische hypothese, zooals zij zich in den loop van deze eeuw
langzamerhand ontwikkeld heeft. De inzichten, die zij geeft, zijn niet
dan met groote inspanning en na feilen strijd verkregen en bevestigd
geworden. Hoewel er dus in den loop der tijden veel aan veranderd
en toegevoegd is, waardoor een helderder licht is gevallen op verschillende
betrekkingen en verwantschappen tusschen de grootheden,
die er in voorkomen, heeft men, reeds- kort na de ontwikkeling der
atoomtheorie door dalton , regelmatigheden in de verschillende atoomge
wichten opgemerkt of meenen op te merken.
Het was in de eerste plaats .de Engelsche scheikundige prout, die
HET NATUURLIJKE STELSEL DER ELEMENTEN. 223
de meening voorstond, dat de atoomgewichten der meest bekende
elementen geheele veelvouden waren van dat der waterstof. Later was
het vooral dumas , die op verschillende regelmatigheden opmerkzaam
maakte. Hij nam de hypothese van prout met een door de nieuwere
onderzoekingen noodzakelijk gemaakte wijziging over en constateerde
verder, dat er grondstoffen zijn, wier atoomgewichten zich verhouden
als 1 : 1 of 1 : 2. Zoo hebben nikkel en kobalt gelijke atoomgewichten ;
terwijl , om uit verschillende voorbeelden één te kiezen , het atoom-
gewicht van de zwavel het dubbel is van dat der zuurstof. Hij merkte
ook op, hoe sommige elementen zich door overeenstemming in hoofdeigenschappen
tot natuurlijke familiën laten vereenigen en hoe in deze
drietallen van elementen voorkwamen, wier atoomgewichten de merkwaardige
betrekking vertoonden, dat het atoomgewicht van het middelste
het rekenkundig gemiddelde was van dat der uiterste elementen.
Een dergelijke triade vormen b. v. Lithium, Natrium.en Kalium met
de atoomgewichten 7 , 23 en 39 : de som van 7 en 39 is 46 en de
helft hiervan is 23. D umas wees verder aan, hoe sommige van de
door hem aangenomen familiën parallel liepen, daar er telkens tusschen
twee leden van verschillende familiën hetzelfde verschil in atoomgewicht
bestond. De waargenomen regelmatigheden stonden evenwel
min of meer op zich zelven en de pogingen, die hij deed om alle
elementen in den kring van zijné beschouwingen te trekken, mislukten.
Hij zegt hiervan: »J’ai souvent essayé de les 1 comparer, de les combiner
et de les discuter avec l’espoir d’en tirer avec certitude une
conclusion quelconque et je n’ai pu en faire sortir autre chose que le
doute. Si quelques uns des équivalents pouvaient se classer sans corrections
dans un petit nombre de séries comme des termes liés entre
eux par d’incontestables relations numériques, il en est d’autres et ce
sont précisément les mieux connus, pour lesquels toute tentative de
ce' genre restait sans résultat.” De oorzaak van het mislukken van
deze pogingen van dumas lag zeker hoofdzakelijk in de getallen, die
hij aannam en die tengevolge van andere opvattingen voor een deel
aanzienlijk afweken van de tegenwoordig gebruikte.
Het was v o o r den Russischèn scheikundige men d e l e je f f weggelegd
1 D. w. z. de aequivalenten. Ofschoon tegenwoordig de woorden aequivalent en atoom volstrekt
niet synoniem zijn, waren voor d u m a s toen hij de aangehaalde woorden schreef, »les
équivalents des corps simples>les poids respectifs des particules matérielles, dont la combinaison
donne naissance à tous les corps de la nature” en verbond hij dus in zooverre
aan het woord aequivalent hetzelfde begrip, dat de tegenwoordige scheikundigen aan het
woord atoom verbinden.