
het ijzer verbannen en de inductie-stroom in den secundairen draad
uitsluitend verkregen door stroomveranderingen in de primaire geleiding;
dit nu is een fout, want'bet ijzer speelt bij de inductie-
apparaten een gewichtige rol.
De stroom, dien men door den primairen draad zendt, wordt niet
opgewekt door eene gewone dynamo-machine, die stroomen levert van
steeds dezelfde richting, doch door zoogenaamde wisselstroom-machines,
waarbij de stroomrichting vele malen in de seconde, circa 200 malen,
verandert. Door deze snelle wisseling der stroomrichting in den primairen
draad, wordt in de secundaire geleiding een stroom geïnduceerd
en deze inductie-stroom wordt naar de lampen geleid.
Ofschoon dit systeem reeds
toegepast is, heeft het toch
verschillende nadeelen, die het
voor eene centrale verlichting
minder bruikbaar maken. Fig.
2 geeft eene voorstelling van
de wijze, waarop deze-transformatoren
worden toegepast.
M is de dynamo-machine, die
den primairen stroom levert,
T zijn de transformatoren, 1
de klemschroeven waarin de
einden van den primairen
draad zijn geklemd, terwijl
de secundaire draad in 2 eindigt,
L zijn de gloeilampen.
Zooals men ziet, bestaat de
lïg . 2.
geheele primaire geleiding uit een doorloopenden draad, die van de
dynamo-machine uitgaat en, na de verschillende toestellen te hebben
doorloopen, weder tot haar terugkeert. In de geheele keten, waarin
de primaire leidingen der verschillende transformatoren zijn gelegen,
heerseht dus overal dezelfde constante stroomsterkte.
Dooft men nu in een secundaire stroombaan eenige lampen uit,
dan wordt de stroomsterkte voor de overige lampjes te groot, zoodat
deze gevaar zouden loopen te breken en in ieder geval hun levensduur
daardoor zou worden verkort. Wilde men nu deze stroomsterkte
regelen door den primairen stroom te verzwakken, dan zou dit natuurlijk
ook invloed hebben op de overige secundaire stroombanen, zoodat
daarin de lampen donkerder zouden branden. Men kan de uitgedoofde
lampen ook vervangen door een weerstand bestaande uit koper- ol
ijzerdraden, zoodat men daardoor de stroomsterkte in de secundaire
stroombaan, waarin de lampen zijn uitgedoofd, direkt zou rege en.
Dit zou echter verlies, zijn, daar een deel van den stroom verbruik
zou werden tot het verwarmen dezer weerstanden en dus nutteloos
voor ons verloren zou gaan. Dit systeem voldoet dus niet aan de
eischen, die men billijkerwijze aan een elektrisch centraalstation kan
stellen: nl. l e dat de consumenten geheel onafhankelijk van elkander
zijn, dat dus het aansteken en uitdooven van lampen geen invloed
heeft op de werking der overigen, en 2e dat het krachtverbruik
evenredig is aan het aantal
Mg. 3. lampen, dat brandt.
Zeer goede uitkomsten heeft
men verkregen met het systeem
Zipernowsky-Deri, ingenieurs
bij de firma g a n z
e n c ° . te Buda-Pest, dat dan
ook in den laatsten tijd de
aandacht der elektro-technici
in hooge mate wekt.
De transformator van z i p e r -
n o w s k y - d e r i is ringvormig.
Hij bestaat uit een bundel
ijzerdraden, waarom heen weder
de primaire- en secundaire
leidingen zijn aangebracht (fig.
3). Bij de nieuwe constructie
IJZERDRAAD
TT' l
■ t i l
B H I l il 1 I I I I I lllllllll
1
KOPERDRAAD
KOPERDRAAD
x 'i
Fig. 4.
hebben ijzer- en koperdraad van plaats verwisseld, zoodat het ijzer
als een beschuttende mantel het koper omgeeft (fig. 4). Door den
primairen draad wordt de stroom afkomstig van een wisselstroommachine
geleid; door deze stroomwisselingen en door het beurtelings
magnetisch en niet magnetisch worden van het ijzer, ontstaat in den
secundairen draad een inductie-stroom, die weder de lampen in deze secundaire
stroombaan kan spijzen , mechanische arbeid kan verrichten enz.
Het groote verschil tusschen dit systeem en dat van g a u l a r d en
g i b b s béitaat in de wijze, waarop deze transformatoren in de keten
worden,geschakeld. Terwijl g a u l a r d en g i b b s , zooals wij zagen, in den
primairen draad van alle transformatoren eene constante stroomsterkte