
en Luzernerliof, die met behulp van 7 transformatoren, ieder berekend
voor 200 gloeilampen è. 10 kaarsen, worden verlicht.
Welke voordeelen dit systeem oplevert, kan men nagaan, indien
men bedenkt, dat het systeem van Edison slechts op afstanden van
500—600 M. economisch kan worden toegepast.
De transformatoren hebben ongetwijfeld een groote toekomst en
zullen er veel toe bijdragen dat het elektrisch licht algemeen wordt
ingevoerd.
Nürnb e r g , Februari ’87. BE LEER BER ALCHIMISTEN.
DOOR
Dr. G. D O Y E R V A N C L E E F F .
(Vervolg van bladz. 381).
III.
Door de kennismaking met eenen nederlandschen alchymist uit de
tweede helft der zeventiende eeuw zullen wij gelegenheid hebben ons een
duidelijk denkbeeld te vormen van hetgeen er omging in het hoofd
en in het gemoed van een man, die er zich met vollen ernst en
zonder baatzuchtige bijbedoelingen op toelegde, van zijn standpunt de
geheimen der natuur te doorgronden. Zijn naam was goossen van
vreeswijk;, zijn beroep »berghwercker.” Als zoodanig schijnt hij goed
aangeschreven gestaan te hebben, althans verscheidene opdrachten
werden hem gedaan om de mijnen te onderzoeken. In 1663 gaat hij
naar West-Indien voor den »Staat van, het Vereenigt Nederland” en
in 1665 wordt hij »als Opper-Berghmeester naar Nieuw-Vrankrijk
gezonden voor de Compagnie van Syne Koninklyke Majesteit van
Vrankrijk.” In October 1670 bevindt hij zich op Ordre van den heer
van Ranst in Limburg en Munsterland, om eenige mijnen te onderzoeken
»als van Tser, Lood, Kalamey, en van eenige wilde Tser,
Koper en Tineerts”. Voornamelijk treffen hem daar Koolbergen, die
»aan de Inwoonders veel voordeel geven, en noch tot haar eigen gerief
strekken”, en ook de thans nog beroemde mijnen tusschen Aken en
Stolberg, »waar omtrent de Kalamey seer overvloedig is, daar het