
Het zou ons te ver voeren ook bij dezen inductor nauwkeurig
het ontstaan en den loop der stroomen na te gaan; wij moeten ons er
mede vergenoegen mede te deelen, dat de trommelinductor bestaat uit
een ijzeren cilinder, in de lengte met geïsoleerd koperdraad omwonden ,
die dicht onder de polen van een rij hoefmagneten of tusschen de
gebogen poolstukken van een elektro-magneet, ronddraait, en dat, door
eene bijzondere wikkeling, de geinduceerde tegengesteld gerichte stroomen
als stroomen van dezelfde richting door de borstels in de buitenleiding
kunnen worden afgeleid. Deze machine, waarvan er door Siemens en
halske reeds velen zijn vervaardigd, heeft evenals de Gramme-machine
veel tot de verspreiding van het elektrisch licht bijgedragen.
Onder de machines, waarin eveneens de trommelinductor is toegepast,
komt in de eerste plaats de Edison-machine in aanmerking, die
in Amerika en ook in Europa veelvuldig is toegepast.
Wjj hebben ons tot nu toe bijna uitsluitend beziggehouden met de
machines, die tot het voortbrengen van den elektrischen stroom dienen, en
gezien, hoe in den loop der tijden uit de eenvoudige machine van pixii
door tal van veranderingen de kolossale,machines zijn geboren, die tegenwoordig
geheele gebouwen, ja zelfs gedeelten van steden verlichten.
Gaan wjj nu eens de ontwikkelingsgeschiedenis na van de elektrische-
lampen, die reeds bij duizenden daar, waar zij schijnen, den donkeren
nacht in dag herscheppen , of in eomedie ...of/concertzaal,} ja zelfs in
de stille woonkamer, een zacht aangenaam licht verspreiden.
In het begin van dit opstel hebben wij reeds met de lamp van
foucault en düboscq kennis gemaakt en gezien, wie na hen eveneens
het vraagstuk, de koolspitsen naarmate zij afbranden automatisch weder
naar elkander toe te brengen, hebben opgelost. Al deze lampen, die
in de eerste periode van het elektrisch licht werden vervaardigd, hadden
echter het nadeel, dat er slechts één lamp in -iedere keten kon branden,
zoodat men steeds evenveel machines als lampen moest hebben. Zoodra
men twee of meer lampen in dezelfde keten schakelde, brandde
het licht zeer onrustig en werd dus ongeschikt voor verlichting.
Een eerste vereischte van kunstlicht is natuurlijk , dat het constant
is en dat men het kan verdeelen, m. a. w. dat men niet gebonden
is aan één lamp van groote lichtsterkte, maar door het aanbrengen
van verschillende kleine lampen het licht in de te verlichten ruimte
gelijkmatig kan verdeelen. De verdeeling van het elektrisch licht
is dan ook een vraagstuk geweest, waaraan verschillende onderzoekers
hunne krachten hebben beproefd.
Reeds in het jaar 1854 hield de Italiaan quirini er zich mee bezig,
'en later beproefden ook deleuil, le roux, mersanne en anderen tot
eene praktische oplossing _te geraken, doch eerst in 1876 gelukte het
Paul jablochkoef een elektrische lamp te vervaardigen, waarvan men
er met goed gevolg meer dan een in denzelfden keten kon laten branden.
J ablochkoef plaatste de koolspitsen niet boven doch naast elkander,
door een niet geleidende zelfstandigheid gescheiden, die bij groote
hitte smelt b. v. gips of kaolin. De koolspitsen zijn door een plaatje
graphiet verbonden. Wordt door een aldus gevormde Jabloehkoff-kaars
de stroom van eene dynamo-machine geleid, dan zal dit plaatje spoedig
gloeiend worden, eindelijk vervluchtigen en tusschen de koolspitsen
alsdan de lichtboog ontstaan. Naarmate de koolstaven af branden ,
zal de zelfstandigheid daartusschen smelten en vervluchtigen. Wij moeten
hier nog aanmerken, dat de Jablochkoff-kaarsen slechts met wissel stroomen
kunnen worden gespijsd. Dit is het gevolg van eene eigenschap, die wij
ook bij de overige elektrische lampen aantreffen : dat namelijk de positieve
kool, d. i. de koolspits waardoor de stroom in de lamp treedt, twee
maal sneller af brandt dan de negatieve kool; gaat dus door een
Jabloehkoff-kaars een wisselstroom, dan zijn beide kolen beurtelings
positief en negatief en zullen dus gelijkmatig af branden; terwijl bij
een gelijkgerichten stroom de negatieve koolspits de positieve niet bij
zou kunnen houden en daardoor de lichtboog spoedig zou verdwijnen.
De Jabloehkoff-kaars heeft dus geen mechanisme noodig , dat de koolspitsen
weer naar elkander toebrengt en is daardoor wat constructie
betreft al zeer eenvoudig. Zij mocht zich dan ook bij hare verschijning
in eene buitengewone belangstelling verheugen en vond al spoedig
vrij groote toepassing. Toch voldeed zij lang niet aan het ideaal, dat
men zich van eene elektrische lamp vormde. Een zeer groot nadeel
van de elektrische kaarsen is o. a., dat, indien een lamp uitgaat, alle
lampèn in de keten geheel verduisteren, daar dan de stroom verbroken
is. Bovendien is de levensduur van een Jabloehkoff-kaars niet
groot, zoodat men weer eene inrichting moet aanbrengen, waardoor automatisch
een tweede kaars wordt ontstoken, wanneer de eerste is afgebrand.
Bij eene proefneming door den Parijschen gemeenteraad met Jabloch-
kofifsche verlichting genomen kwamen in vier en een halve maand zestig
storingen voor, die één tot vijf en veertig minuten duurden en het gevolg
waren van beschadiging der machines of gebreken in het automatisch
aansteken van nieuwe kaarsen. De Jablochkoff-kaarsen werden dan ook meer
en meer verdrongen door de differentiaallampen, waartoe wij nu overgaan.