
van »Juffrou Claren” in stede van »vars water;” van »de heer Ryswyck”
voor »gekookte rijst,” enz. En om aan te duiden, dat er geen wijn
meer aan boord is, schrijft hij: »de heer Druyffis van ons gescheyden,
»de welcke wy hopen int vaderland weder te vinden.” Hij noemt ook
»wilde varkens, boeken, sehiltpadden” en andere dieren »inwoonders”
van t eiland, en voert hen, in hun voorkomen en levenswijze, als
personen op. Dat hij overigens met den »Burgemeester” wel waarlijk
de Dronte bedoelt, blijkt uit deze
»Verklaringe der Inwoonders vant eyland Mauritius.
»Burgemeesters:-----. . . ofte dottaei ’ssen.
» Borgers........................... varekens.
»Soldaten.......................... velthoenders,” enz,
die hij aan t einde van zijnen brief plaatst.
H a a r lem . JOHAN WINNEER.
BEK NIEUWE WIJZE WAAROP VLEESCHETENDE
PLANTEN DIEREN VANGEN.
P. Magnus deelt in Kosmos, Zeitschrift für die gesamte Entwicke-
lungslehie , mede dat a . kerner en b . wettstein in hunne verhandeling :
»die rhizopodoïden Verdauungsorgane tierfangender Pflanzen” , een
hoogst interessant voorbeeld van insektenetende planten bekend maakten.
Een der meest algemeene bloemdragende planten, die zeer in het oog
vallend op andere planten parasitisch leeft, is de merkwaardige in Duitsch-
land veelvuldig voorkomende Lathraea squamaria, aldaar Schuppenwurz
geheeten. Zij behoort tot de familie der Rhinanthaceën, waarvan de
meesten op wortels van andere planten woekeren.
Hare wortels maken, als zij vreemde wortels ontmoeten, korte uit-
loopers, die in den vreemden wortel indringen tot op het hout, om
de daarin opstijgende voedingsvloeistof, die door dien vreemden wortel
aan den grond ontnomen wordt, pp te zuigen; men noemt deze uitloopers
haustorien. Het haustorium onttrekt dus slechts aan de vreemde
plant de voedingsvloeistof, die door haren wortel uit den bodem opgenomen
wordt en in het hout opstijgt, en die men de ruwe, nog niet
door de bladeren in het licht geassimileerde voedingsvloeistof noemt.
Daarom hebben ook de meeste Rhinantaeeën groene bladeren, waarin
uit de dampkringslucht opgenomen koolzuur en door de haustorien
aangevoerde voedingsvloeistof onder invloed van het licht verwerkt
worden tot koolhydraten en andere bouwstoffen. De Lathraea squamaria
heeft echter geen groene bladeren en toch ontneemt zij door hare
haustoriën aan vreemde wortels slechts de ruwe voedingsvloeistof, die
in het hout opstijgt. Vanwaar verkrijgt zij nu hare organische bouwstoffen
, die zij niet in hare bleeke, boven den grond groeiende deelen
vormen kan?
De Lathraea squamaria heeft hare duitsche benaming Schuppenwurz
gekregen, omdat zij.in den bodem een sterk vertakten wortelstok bezit;
deze takken , waarvan enkelen boven den grond uitgroeien om te bloeien ,
zijn dicht bezet met schubvormige bladeren van een eigenaardigen
bouw. De schubben zijn kortgesteeld en hartvormig, uiterst dik en
vleezig. Aan hunne achterzijde bevindt. zich vlak boven den steel een
dwarsehe spleet, die toegang verleent tot een aantal holten, die het
blad van daaruit in alle richtingen doortrekken, doch geen anderen
in- of uitgang hebben. Deze holten zijn met tweeërlei soorten van
klieren bekleed; die met tweecellige gesteelde hoofdjes zijn verreweg
de talrijkste, de anderen zijn zittend en bestaan uit een platte sehijf-
vormige basaalcel, welker oppervlakte door drie tot vier cellen bedekt
is; naar die basaalcellen gaan de laatste fijnste vertakkingen van den
in de schub tredenden vaatbundel.
Komen nu kleinere diertjes, als infusoriën, anguillulen en anderen
in de holten en raken zij daarbij die kliertjes aan, dan treedt eene
merkwaardige reactie op; uit de hoofdjescellen der gesteelde klieren
zoowel als uit de oppervlakkige cellen der zittende klieren strekken
zich protoplasmadraden naar buiten, die zich tegen de indringers aandrukken
en hen als met vangarmen vasthouden. Men heeft niet waargenomen
, dat een bizonder secreet in de holte werd uitgescheiden; daar
men echter van de daar ingedrongen dieren na eenigen tijd alleen nog
maar stukken van ledematen, haren en kleine, bruine, vormlooze klompjes
terugvindt, terwijl de weeke deelen spoorloos verdwenen zijn, moet
hieruit volgen, dat voedsel uit de lichamen der ingeslopen dieren opgenomen
is door de als vangarmen uit de kliercellen uitgezonden plasma