
Uit een wetenschappelijk oogpunt beschouwd zijn deze schokken daardoor belangrijk ,
dat zij storingen hebben verwekt in het magnetisme van den aardbol, die aan verschillende
magnetische observatoriën, zelfs aan buiten het centrum van het verschijnsel
gelegene, zijn waargenomen. Te Perpignan, waar de sismograaf een oost-westwaarts
gerichte schommeling en daarna een draaiende beweging van den bodem aangaf,
toonden, omstreeks 5 u. 17 m.’fin den morgen, de magnetische instrumenten buitengewone
afwijkingen. Zoo was het ook in het park van St. Maur te Parijs om 5 u.45 m.
en te Lyon om 5 u. 55 m. Brengt men het verschil in tijd tusschen deze plaatsen
in rekening, dan hadden die storingen volkomen gelijktijdig plaats, waaruit dan volgt,
dat zij niet kunnen worden toegeschreven aan een voortplanting van den schok door
den grond , maar allerwaarschijnlijkst moeten zijn veroorzaakt door electrische stroomen,
die op"een gegeven oogenblik door den schok zijn opgewekt.
In de zitting der Parijsche Academie van den 28 Pebruari 1.1. werd door den
heer mascart deze meening op den voorgrond gesteld en gesteund door den heer
JANSSEN. De heer EOUQUÉ meende echter daarom eenig bezwaar te moeten in het
midden te brengen tegen deze opvatting, dal, indien zij juist is, de storingen des
te heviger moesten zijn, naarmate de plaats van waarneming minder van het middelpunt
van den schok is verwijderd.
Uit de discussie bleek hoe noodzakelijk het met het oog op eene betrouwbare verklaring
dei' waargenomen feiten is, dat de meteorologische observatoriën in het bezit
worden gesteld van chronometers, die nauwkeuriger den tijd aangeven dan de thans
daar voorhandene.
Later bekend geworden waarnemingen zetten kracht bij aan het door den heer
EOUQtJÉ geopperde bezwaar. In de zitting der Academie van den 7Jtm Maart verklaarde
de heer mascart dit zelf. Had hij eerst gemeend dat de storingen der magnetische
instrumenten niet waren opgêmerkt in het westen van Frankrijk, thans
moest hij daarvan terugkomen. Immers een meer nauwkeurige beschouwing van de
op den 23st™ Februari te Nantes geregistreerde kromme had doen zien, dat die
dezelfde afwijkingen vertoonde, hoewel in mindere mate, als die te Lyon en te
Perpignan. Zelfs te Brussel was aan het observatorium met voldoende zekerheid een
storing waargenomen.
Daarenboven is men, door het nagaan van de op den 25sten December 1884 in
bet park van St. Maur geregistreerde kromme, tot de ontdekking gekomen dat deze
eene dergelijke afwijking vertoont, vrij wel gelijktijdig met de aardbeving, die op
dien dag in Andalusië zoo veel onheil berokkende.
Een onderzoek, in deze richting aan alle meteorologische observatoriën ingesteld,
kan misschien over het verschijnsel, vooral wat zijne kwantitatieve verhouding tot
den afstand van het centrum der aardschokken betreft, meer licht verspreiden.
v. d . v.
WETENSCHAPPELIJK BIJBLAD.
NATUURKUNDE.
Thermo-elektrische pyrometers. — Men weet dat reeds in 1886 becquerel
en POUILLET hebben voorgeslagen om thermo-elektrische elementen van moeielijk
smeltbare metalen te bezigen tot het meten der temperaturen van 300° tol 1200° C.
Maar, niettegenstaande het groote voordeel dat deze aanboden boven den luchtthermometer,
zijn zij niet, of althans zeer weinig in gebruik gekomen. Men bevond
namelijk spoedig dat zij geene vertrouwbare uitkomsten opleverden. Hetzelfde element
gaf op verschillende'tijden in volmaakt identieke omstandigheden verschillende aanwijzingen,
ook bij het gebruik van met de grootste zorg ingerichte stroommeters.
Le chatelier heeft aan dit gebruik thans (Journal de physique (2) VI, p. 23)
een uitvoerig en grondig onderzoek gewijd. Voor de bijzonderheden daarvan naar
bovengenoemde bron verwijzend, vermelden wij hier alleen zijne uitkomsten.
Een thermo-elektrisch element, samengesteld uit gegoten zuiver platina en een
alliage van ditzelfde metaal met 10 pet. rhodium, kan de temperaturen tusschen
300° en 1200° aanwijzen met eene benadering van 10°, dat is met een juistheid,
veel grooter dan die met den luchtthermometer bereikbaar is, althans wanneer men
bij het gebruik van dezen laatsten niet al de voorzorgen kan aanwenden, welke men
alleen tot haar recht kan laten komen bij een onderzoek, waarbij de bepaling der
temperatuur hoofdzaak en niet bijzaak is.
De reden, waarom vroegere waarnemers tot zulke ongunstige uitkomsten betrekkelijk
de thermo-elektrische pyrometers zijn geraakt, ligt hoogst waarschijnlijk
wel daarin, dat deze elementen hebben gebruikt met ijzer of palladium, die onder
alle metalen bij zulk gebruik de meeste anomalieën vertoonen. ln.
Magnetische spectra van zeer bijzonderen aard heeft colardeatt verkregen
(Journal de physique (2) VI p. 84). In plaats van zoo als gewoonlijk een glazen
plaat of een van papier op de magneetpolen te plaatsen, neemt hij daartoe een zeer
dunne plaat van ijzer. Wordt daarop ijzervijlsel gestrooid, dan verkrijgt men het
normale spectrum. Maar strooit men er in plaats daarvan een poeder op, dat mag