
onveranderd en zijn daarom in hooge mate geschikt om als »souvenir”
te dienen!
Tusschen en op de rotsblokken vinden wij vrij algemeen de kleine
Zuid-Europeesche Selaginella (S. dentieulata), die meer op een werkelijk
mos gelijkt dan de onder dien naam bij ons zoo algemeen in jardi-
nières en in terraria gekweekte verwanten S. inaequifolia , Martensii enz.
Het is een klein plantje met dunne kruipende stengeltjes en zeer
kleine groene blaadjes en dat dus tot het uiterlijk van het landschap
niets bijdraagt. Tal van niet bloeiende ën van kleinere planten zie
ik voorbij, om alleen nog de Johannisbroodboom (Ceratonm Siliqua)
en de Japansehe mispel (.Eriobotrya japonica) ■ te noemen , waarmede
wij' op Capri nog nader kennis zullen maken. Zij vormen met Juglans,
Castanea, Yitis, Ficus en Olea overal boschjes langs den weg om
dicht in de nabijheid van het dorp Massa Lubrénse weer plaats te
maken voor uitgestrekte tuinen van oranje- en citroenbbomen. Wie
van een eeuwigen zomer in Italië' mocht droomen wordt hier onzacht
in zijn ïllusiën gestoord; de tuinen met oranjeboomen zijn haast alle
tegen eventueele nachtvorsten, wij zijn in het eind van November,
met matten bedekt, die op een hek van takken, dat op hooge staken
steunt, uitgespreid zijn.
Ongetwijfeld meer praktisch dan aesthetisch!
Op onze wandeling van Sorrento naar Massa hebben wij bijna voortdurend
de omtrekken van het eiland Capri voor ons. Zij worden steeds
duidelijker en ten laatste zien wij door de heldere lucht elke rotsspleet
, elke oneffenheid op de grootsche vormen van dit rotsgevaarte,
dat zeer nabij schijnt, niettegenstaande eek roeiboot van Sorrento nog
ruim twee uur werk heeft om er te komen.
Wij zullen ons in- onze laatste schets met de Flora van Capri
bezighouden.
Nergens blijkt zoo duidelijk het heesterachtig karakter der Zuid-
Europeesche flora'als hier: boomen, die u aan onze beuken en linden,
iepen of eiken herinneren , ontbreken bijna geheel ek kruidachtige planten
zijn, ten minste in het najaar, slechts schaarsch te vinden. Het geheele
eiland bestaat uit harde rotsen, die echter met' een welige vegetatie
overdekt zijn. Het is-zeer bergachtig en heeft, als hoogste punt, den
Monte Solaro, die aan de zijde van het dorp Capri een bijna loodrechten
wand heeft. Ook de kust valt op verscheidene plaatsen, b. v. aan de
zijde van het schiereiland van Sorrento, schijnbaar loodrecht naar beneden.
Dat de wand in werkelijkheid niet zoo recht is , blijkt duidelijk,
wanneer men van den bergtop aan die zijde, bij den »Salto di Tiberio”
een steen dn zee tracht te werpen , die men horizontaal onder zich
meent te zien. De steenen maken alle een aanzienlijken bocht door
de kracht van den worp, men denkt dat juist degeen, dien men in
het oog houdt, er zeker komen zal, maar halfweg ziet men den steen,
als door den rotsmuur aangetrokken, steeds nader komen en eindelijk
valt hij met een luiden knal tegen de rotswanden aan, waar hij in
een kloof verdwijnt. Hét gelukt slechts bij uitzondering den worp zoo
juist en krachtig te doen zijn, dat een steen werkelijk in zee valt.
In • do spleten en in de tuinen op deze rotsen groeien nu tal van
planten. Onder de gekweekte vinden wij hier natuurlijk dezelfde terug,
die wij reeds meermalen genoemd hebben, maar een afzonderlijke
vermelding verdient thans de Japansehe mispel (Eriobotrya japonica) ,
die misschien de meest gekweekte plant op het eiland is. Aan haar
weinig vertakte bruine stammen, met lancetvormige metaalglanzende
bladeren , draagt zij thans duizenden en duizenden kleine , witte bloemen ,
die tot rossigbehaarde , pluimvormige inflorescentiën vereenigd , geheel
Capri als in een wolk vah geuren hullen. De ook hier, hoewel minder
dan in Sorrento, gekweekte Citrussoorten , treden door de Eriobotrya
geheel op den achtergrond. De vruchten der Japansehe mispel zijn in
het voorjaar rijp.
Slechts in enkele exemplaren vindt men Ceratonia Siliqua op het
eiland, 'maar toch dient deze plant vermeld te worden, omdat zij met
haar donkergroene kroon van dubbel gevinde bladen, bijna de eenjge
plant is, die terecht den naam van boom draagt. Vruchten heb ik
er niet aan gezien; waarschijnlijk waren zij reeds geoogst, daar zij
in Napels al weken geleden te koop waren..
De fraaie breede rijweg, die, geheel in de rotsen uitgehouwen, zigzags-
gewijs tegen den Monte Solaro opslingerend van het dorp Capri naar
Anacapri voert, is uitstekend geschikt om ons een tal van wilde
planten te leeren kennen. De voornaamste plant uit het dikke kreupelhout,
dat den weg aan beide zijden in sluit,'is de reeds besproken
Arbutus Unedo, die in vollen bloei staat, maar hier slechts weinig
vruchten draagt; verder vinden wij ook weer de myrte (Myrtus communis),
de vijg (Ficus carica) en verder nog manshooge Erica’s en
minder talrijk een soort van pistache (Pistacia Lentiscus) met trossen van
kleine vruchtjes en nu ëens even en dan weer oneven gevinde bladen.
Tusschen dit kreupelbosch vindt men geen kruiden, maar op de