
392 DE PAALWORM.
b. m e t a a l v e r f , e v e n e e n s v a n c l a a s s e n ; •}
c. een mengsel van hars, vet en fijn gestampt glas, van briekerink ;
d. verschillende verfstoffen: terpentijn, lijnolie, Spaansch groen enz.;
e. p a r a f i n e - v e r n i s , b e r e i d i n d e f a b r i e k v a n h a a g e s e n Co.;
ƒ. inbranden of verkolen van de oppervlakte van het hout;
g. inpersen van verschillende zouten in het hout, zooals kopersul-
faat, ijzersulfaat en loodacetaat.
Al d e z e m i d d e l e n z i j n g e b l e k e n v o l k o m e n n u t t e l o o s t e z i j n .
h. Bestrijken met koolteer;
i. inpersen van creosoot;
j. inbrengen van teerolie door h a a g e s en Co.;
deze laatstgenoemde middelen, voldeden en wel onder de volgende
omstandigheden:
Koolteer, koud opgebracht, gaf, zelfs na vermenging met arsenicum
geen voldoend resultaat. Werden echter de palen goed doorwarmd
en daarna drie of vier malen met koolteer bestreken, dan boden ze
weerstand.
De met creosoot ingeperste palen voldeden goed, ook in ’t buitenland
, b. v. te Ostende, waar proeven op kleinere schaal waren genomen.
Te Nieuwendam echter, waar op den gecreosoteerden paal een
onbereid stuk hout was geklampt, waren de wormen daardoor tot
diep in den bereiden paal 'gedrongen; zelfs op enkele andere plaatsen
vond men sporen van aantasting. De- reden hiervan is de volgende:
de larven, die niet in staat waren in den goed gecreosoteerden paal
te dringen, vonden in het onbereide stuk gelegenheid om zich te
ontwikkelen, zoodat op de plaats der vastklamping de bereide paal
werd aangetast door al reeds krachtige wormen, waartegen hij niet
bestand bleek.
De palen, met teerolie ingeperst, vertoonden wel sporen van te zijn
aangevallen, maar slechts op eene 1 enkele plaats, en dan nog wel
zeer weinig diep.
Het werd daarom door de commissie wenschelijk geacht, het onderzoek
op de middelen sub h , i en j voort te zetten.
Bij dit onderzoek is tevens gebleken, dat rond hout beter tegen
den worm bestand is dan gekloofd of gezaagd, en dat de worm niet
in eindelings hout, maar altijd van ter zijde binnendringt.
Een middel, door l e h m a n n voorgeslagen, om de gewone mossel op
het hout te pooten , werd door de commissie als onpraktisch verworpen.
d e p a a l w o r m . 393
Een positief resultaat van deze proefnemingen is , dat middelen ter
behleeding niet afdoende zijn, uitgenomen het dubieuse koolteer.
In Juli 1861 zijn aan het Nieuwediep onderzocht palen van eikenen
greenenhout, bereid l e met koolteer, 2e met creosoot, 3e met
paraffine-olie. In Juli 1860 waren deze palen te water gelaten.
Een met koolteer bestreken greenen paal vertoonde sporen van
door den paalworm te-zijn aangetast, de anderen, met creosoot en
parafine- doordrongen, waren vrij gebleven.
Te Stavoren werden de proeven met de gecreosoteerde stukken
van 1859 herhaald. De worm bleek slechts daar ingedrongen te zijn,
waar de creosoot niet voldoende was doorgedrongen.
In de volgende jaren zijn de proeven herhaald. Koolteer en paraffine
bleken onvoldoende bescherming te verleenen, zoodat de commissie
als eenig praktisch, afdoend voorbehoedmiddel heeft bevonden: eene
uitpomping van het hout, en daarop gevolgde inpersing van creosootolie
onder hooge drukking, zoodat zelfs van zware balken geen gedeelte
in hét hart van het hout daarvan verstoken blijft. Daar het zachtere
greenenhout zich gemakkelijker laat volpersen dan het hardere eikenhout,
biedt het eerste ook meer waarborgen voor goede behandeling.
Is het inpersen in onvoldoende mate verricht, dan is het volkomen
nutteloos. Zoo' hebben wij o. a. een stuk van een gecreosoteerden
eiken perkoenpaal gezien, die twee jaar lang in zeewater gestaan had,
en waaraan we nog duidelijk kleur en reuk van de creosoot konden
waarnemen. De paal was geheel door den worm doorknaagd.
Hoewel dus de voldoende inpersing met creosootolie ( ± 300 liter
per M3. hout) afdoende is bevonden, zoowel in ons land als in Engeland,
Belgie en Frankrijk, zal, wegens de enorme hoeveelheid creosoot,
die vereischt wordt, vooral bij palen, die ver boven water staan
en diep in den grond steken, het creosoteeren het oude bespijkeren
met wormnagels nog wel niet op den achtergrond dringen.
In sommige gevallen kan de methode van mirandolle te Feijen-
oord, om palen gedeeltelijk te creosoteeren, besparing in de kosten
teweegbrengen.
Ten slotte zijn door de commissie nog onderzocht verschillende harde
Oost- en West-Indische houtsoorten. Hoewel ze veel minder sterk dan
de zachte houtsoorten werden aangetast, is geen enkele gespaard gebleven.
De proefnemingen dienaangaande zijn beschreven in het rapport