
Volgens de theorie van magnus-lavoisier is de koolzuurvorming
h e t' resultaat eener verbranding. Ontegenzeggelijk nemen de weefsels
zuurstof op en geven zij koolzuur af; het is echter de vraag, of
tusschen deze beide uiterste termen der reeks van verschijnselen ook
de overgangstermen liggen, waardoor de overeenkomst met eene ware
verbranding volledig wordt. Onze beroemde landgenoot g. j. müldek
zeide terecht, dat men nog volstrekt niet weet, wat binnenshuis
omgaat, al is men ook nog zoo goed op de hoogte van al wat door
de deur wordt binnengedragen en wat den schoorsteen uitgaat. Van
deze meening was ook de fransche scheikundige berthelot, die in de
Annales de chimie et de physique van 1865 in eenige uitvoerige thermo-
chemische ontwikkelingen aantoonde, dat er aanleiding bestaat om
een aanzienlijk bedrag van de in het lichaam ontwikkelde warmte op
rekening van gistingsprocessen të stellen, onafhankelijk van eenige soort
van oxydaiie. Zoodoende zou het beeld van den vuurhaard, waarbij het
dierlijk lichaam vergeleken werd , met even veel recht vervangen kunnen
worden door het beeld van dë bruisende gistkuip. De scheikundige
beschouwingen van berthelot gaven steun aan de denkbeelden van zijn
landgenoot claude bernard, door wiens physiologische onderzoekingen
de oxydatie-theorie tot eene fermentatie- of gisting-theorie gewijzigd was.
De biefgist-cel leeft te midden van hare vloeistof, welker moleculen
onder den invloed van dat leveh eene1 splijting' óndergaan j§die
met warmte-ontwikkeling gepaard gaat. In de - splijtings-producten
vindt de gistcel de noodige bestanddeelèn voor hare voeding én de
zuurstof voor hare respiratie. Een der splijtingsproducten ontwijkt als
gasvormig koolzuur in de lucht.
Dat ook het bloed eene middelstof is ; bij uitsiek gunstig voor
gistings-processen in het algemeen, bewees claude bernard door talrijke
proefnemingen. Zoo zal er bij voorbeeld, wanneer' biergist in eene vene
wordt ingespoten, gisting plaats hebben zoowel van de suiker, die
in eene andere vene is ingespoten, als van de suiker, die aan het
bloed van nature eigen is .1 Hetzelfde geschiedt buiten het lichaam,
in vitro, in gedefribineerd bloed, zelfs wanneer het door een membraan
, als perkamentpapier, van de gistcellen gescheiden is. Plaatst
men te midden van eene vloeistof, die levende gistcellen bevat, een
vat met helderrood, d. i. arterieel bloéd, dat door een wand van
perkamentpapier van de omringende vloeistof gescheiden is , dan wordt
1 Claude Bernard. Leçons sur les propriétés physiologiques des liquidés de Vorganisme.
T. I , p. 486.
het bloed gaandeweg donkerder van kleur, zooals ook in de haarvaten
der weefsels geschiedt, waar het van arterieel in veneus bloed
verandert. Hier vervuiler dan de cellen der weefsels de rol der gistcellen ,
van zoo even en de straks genoemde proef bevat eene vingerwijzing, dat
het verbruik der door de haemoglobine losgelaten zuurstof, m. a. w.
de oxydatie, niet in de vaten, maar daar buiten in de weefsels plaats
heeft. De door de cellen der weefsels opgewekte fermentatie gaat dan
gepaard met de ontwikkeling van eene zekere hoeveelheid warmte,
één der posten v#n het warmte-budget, - dat de dierlijke lichaamstemperatuur
in stand houdt.
Door het respiratie-proces wordt het lichaam van een gedeelte zijner
koolstof beroofd. Voegen wij hierbij den waterdamp, dien het lichaam
kwijt raakt , dan wordt:zoodoende bij eert mensch, in 24 uren, een
gewichtsverlies van gemiddeld 1/67 van Imt lichaamsgewicht veroorzaakt;
een verlies, dat merkbaar wordt,, zoodra de processen van
opbouw en herstek; m. ik. w. zoodra de voeding stilstaat.
In een enkel geval wordt echter ook dan nog eene tijdelijke geringe
toename van het lichaamsgewicht waargenomen, namelijk gedurende
den winterslaap van sommige dieren. Het zuurstof-verbruik is dan,
bij het sterk verlangzaamde respiratie-proces, geringer dan de zuurstof-
opname, zoodat er eene tijdelijke ophooping van zuurstof in het lichaam
plaats heeft. Prof. sacc van Neufehatel vond bij zijne waarnemingen
op marmotten 1, als gevolg van de respiratie, eene gewichtstoename van
1 tot 2 gram in de twee dagen. Het zuurstof-verbruik dezer marmotten ,
in haar toestand van volkomen verdooving, bedroeg dan ook niet meer
dan 1/so van het bedrag, dat zij in gewone omstandigheden behoeven.
Op het oogenblik echter , dat de marmotten uit haar slaap ontwaken,
wordt de opgelegde voorraad zuurstof in korten tijd verbruikt, hetgeen
gepaard gaat met eene aanzienlijke warmteontwikkeling, waardoor
de sterk gedaalde lichaamstemperatuur spoedig tot haar gewoon
bedrag hersteld is.
Het leven is een antagonisme van Worden èD vêrgaah , van schepping
en vernietiging, van organiseerende synthese en organische destructie:
1 Medegedeeld door rëgnaül't en reiseï in hunne verhandeling over de respiratie
(Annales de phim.ie et de physique, 1849).
P.S. In 1 zijne bijdrage over den »Winterslaap” in den loopenden jaargang van dit
tijdschrift, haalt Dr. H. Bos ook het voorbeeld aan van ziesels, die gedurende den
winterslaap zwaarder werden (T. a. p. bladz. 156).