
thetische elementen waren deze voorspellingen het best uit te voeren,
omdat zij omgeven waren door meer of minder bekende grondstoffen.
Dergelijke bespiegelingen over eigenschappen van geheel onbekende
grondstoffen waren volkomen nieuw. In eene wetenschap, als die der
scheikunde, waar men , door de ervaring geleerd , niet dan met schroom
nieuwe hypothesen aanvaardt en ze alleen dan langzamerhand vertrouwen
gaat schenken als ze een verklaring geven van algemeen erkende
feiten en vooral als de door haar voorspelde verschijnselen door
waarneming bevestigd worden, zouden genoemde beschouwingen waarschijnlijk
niet spoedig ingang gevonden hebben, zoo men d e le je f f niet
had kunnen wijzen op het zeker merkwaardige feit, dat aan alle bekende
elementen een plaats in zijn stelsel kon worden aangewezen ,
terwijl ook zeer spoedig bleek, dat zijne hypothese in staat was aan
den tweeden eisch te voldoen, want kort daarop kwamen, zooals gezegd
is, de resultaten van door anderen gedane onderzoekingen sommige
der voorgestelde veranderingen in de atoomgewichten bevestigen.
Zoo geschiedde het dan, dat in zeer korten tijd aan de schijnbaar
gewaagde voorspellingen van den Bussischen scheikundige recht werd
gedaan en zijne theorieën niet op erkenning behoefden te wachten,
maar reeds door zijn tijdgenooten op hooge waarde werden geschat.
Vooral in de tegenwoordige scheikunde is te midden van de groote
menigte onderzoekingen en ontdekkingen een juiste schatting, een
goed oordeel over de meerdere of mindere belangrijkheid van hetgeen
gevonden wordt voor den tijdgenoot dikwijls zeer moeilijk. Het gaat
hem, volgens de schoone vergelijking van een bekend scheikundige,
dikwijls als den wandelaar in het gebergte, wien het wel overkomt,
dat hij de heuvels, te midden waarvan hij vertoeft, voor hooger houdt
dan de verder gelegen bergtoppen, terwijl deze laatste alleen voor
hem zichtbaar blijven, wanneer hij van een grooteren afstand naar
de bergketen terugziet.
Trouwens de beteekenis van men d e le je f f ' s stelsel werd spoedig
voor iedereen duidelijk, toen het in 1875 door lecoq de boisbaudran
ontdekte Gallium door zijn atoomgewicht en de meeste zijner eigenschappen
bleek overeen te komen met het Ekaaluminium en toen kort
daarna het in 1879 door nilson ontdekte Scandium aan het Ekaboor
van m en d e le je f f bleek te beantwoorden. Ten slotte kwam in den
allerlaatsten tijd de ontdekking van het Germanium, dat als het Eka-
siliciüm herkend werd, zich aan de vorige toevoegen en zoo waren
spoediger dan men had kunnen en mogen verwachten de ledige plaatsen
bezet in dat gedeelte van de tabel, dat in dit opstel werd afgedrukt.
Daarom dus is de ontdekking van het Germanium van groote beteekenis
en had de ontdekker het recht te zeggen: »Hat man es nun
im Germanium an sich schon mit einem kehr merkwürdigen Elemente
zu thun, dessen Studium hohen Genuss gewährt, so bildet die Ergründung
seiner Eigenschaften noch insofern eine ungewöhnlich fesselnde
Aufgabe, als sie thatsächlich zum. Prüfstein des menschlichen
Scharfsinns wird. Denn einen schlagenderen Beweis für die Bichtig-
keit der Lehre von der Periodicität der Elemente, als den, welchen
die Verkörperung des bisher hypothetischen j»Ekasiliciums in sich
schliesst, kann es kaum geben, und es bildet in Wahrheit mehr, als
die blosse Bestätigung einer kühn aufgestellten Theorie, es bedeutet
eine eminente Erweiterung des chemischen Gesichtsfeldes, einen mächtigen
Schritt in ’s Beich der Erkenntniss.”
Behalve door men d e l e je f f en Lothar m e ije r is ook door den ontdekker
van het Gallium lecoq de boisbaudran eene classificatie van
de elementen gemaakt, die hem in staat stelde het bestaan van bovenbedoelde
grondstoffen te vermoeden. Hij heeft deze classificatie niet
gepubliceerd en zelfs niet medegedeeld, of de beginselen, waarop zij
berust veel of weinig van die der bovenbeschrevene verschillen L Hij
kwam evenwel, voorzoover het Gallium en het Germanium betreft,
tot bijna dezelfde resultaten als m en d e l e je f f .
Hoogst merkwaardig is ook het verband, dat hij ontdekte tusschen
het licht, dat sommige elementen in gasvormig gloeienden toestand
uitstralen en hun atoomgewichten. Aan de meerderheid der lezers van het
Album zal het bekend zijn, hoe het licht, dat een element in gasvormig
gloeienden toestand uitstraalt, wanneer het met een spectroscoop onderzocht
wordt, blijkt te bestaan uit stralen van bepaalde golflengte, dus
van bepaalde breekbaarheid en hoe men dus voor iedere grondstof een
spectrum verkrijgt met strepen, die voor haar karakteristiek zijn.
L ecoq de boisbaudran vond n u , dat in verschillende natuurlijke fa-
miliën de verandering van de aangroeiing der atoomgewichten evenredig
is aan de verandering van de aangroeiing der golflengten van die
stralen, welke in de verschillende spectra als homoloog te beschouwen
zijn. Zoo kon bij b. v. het atoomgewicht van het Germanium op de
volgende wijze door zijne »loi spectrale” berekenen. Voor de drie leden
Al, Ga en In uit de derde groep zijn de atoomgewichten 27,5, 69,9
1 Würtz zegt in zijne' »Théorie atomique” : Au reste, nous devons faire remavquer,
que les idees qui ont dirigé m. lecoq de boisbaudran dans la »recherche” du Gallium
(car cette grande découverte n’est pas due an hasard) n’ont rien de commun avec la
conception de M. mendéléeff.