
zou zulks ook eene enkele maak zijn opgemerkt, maar indien deze
waarneming juist is, behoort zij toch tot de op zich zelf staande feiten.
Dit verschil in levenswijze noopte enkele geleerden tot het onderscheiden
van twee variëteiten, de Phylloxera vastatrix radicicola en de
Phylloxera vastatrix gallicola.
Yan waar het opmerkelijk verschijnsel, dat de druifluis zoo plotseling
in Europa is verschenen? Aanvankelijk meende men, dat de
Phylloxera hier immer had thuis behoord, maar eerst werd opgemerkt
, nadat zij begonnen was in grooten getale op te treden en
door hare verwoestingen de opmerkzaamheid te trekken. Deze meening
werd gesteund door het feit, dat het geslacht Phylloxera werkelijk
in Europa inheemseh is.
Reeds sedert geruimen tijd toch kende men de Phylloxera Quercus
Ponsc., die op de onderzijde der eikenbladen leeft en daar roode vlekken
veroorzaakt. Te bevreemden evenwel zou het zijn, dat de Phylloxera
jaren, misschien eeuwen lang den wijnstok ongestoord zou hebben
gelaten , om zich plotseling zoodanig te vermenigvuldigen, dat hare
aanwezigheid eerst daardoor werd aangetoond.
Later bleek het, dat deze, op zich zelf reeds ongerijmde meening
moest worden verlaten, om plaats te maken voor deze: de Phylloxera
behoort tehuis in de landen ten oosten van het Noord-Amerikaansche
Rotsgebergte; zij werd met Amerikaansche druivenstruiken tusschen
de jaren 1850 en 1860 in Europa ingevoerd. Planchon wees in 1868
dit dier aan als den verwoester der Fransche wijnbergen en gaf het
den naam van P h y l l o x e r a vas tat r ix.
Nog eene andere dwaling is verbonden aan de--geschiedenis der
druifluis. Is deze de oorzaak der ziekte van den wijnstok of nestelen
zich de dieren op den, reeds tengevolge van andere agentiën, ziek
geworden boom ? Al dadelijk, in den aanvang der beweging, die de
verschijning der druifluis opwekte, waren er wetenschappelijke mannen,
die dit dier niet als oorzaak der ziekte, maar als gevolg van dat
euvel beschouwden.
Volgens Dr. signoret moet de »pourriture des raeines” worden
toegeschreven aan droogte, slechte wijze van bebouwing en slechte
kwaliteit der aangetaste wijnbergen. Overal, zegt hij, heeft de ziekte
het ergst gewoed »oü les terrains sont siliceux et caillouteux”.
Onze groote entomoloog snellen van vollenhoven , die in den
jaargang 1872 van het Album der Natuur een artikel schreef over »de
ziekte van den wijnstok in Frankrijk” , het bovenstaande aanhalende,
schaart zich aan de zijde van Dr. signoret.
Oppervlakkig schijnt dan ook veel voor deze zienswijze te pleiten.
Men ziet het meer, dat ziekelijke of-doode hoornen voornamelijk door
insekten worden aangevallen, die zich hier, dank zij den welbereiden
disch, op buitengemeens wijze vermenigvuldigen. Doch het omgekeerde
grijpt niet minder vaak in de huishouding der natuur plaats. De ervaring
moet hier uitspraak doen; langs deduktieven weg is hier niets uit-
terichten. En nu heeft jarenlange voortgezette waarneming aan den dag
gebracht, dat de oorspronkelijke meening van planchon de ware is,
en de Phylloxera als de oorzaak en niet als het gevolg moet worden
aangemerkt van de ziekte der wijnbergen.
De natuuronderzoeker Morgan heeft in den jongsten tijd kultuur-
proeven met de Phylloxera in ’t werk gesteld. Hij kwam hierbij tot
de volgende resultaten:
Het imago ontwikkelt zich binnen 14 uren uit den poptoestand.
Gebrek aan voedsel en de daaruit ontstane zucht om te verhuizen
schijnen aanleiding te zijn tot de ontwikkeling van den gevleugelden vorm.
Morgan vulde drie flesschen met aarde, wortels en ongevleugelde
druifluizen. De eerste flesch was bijna geheel met aarde en wortels
gevuld, de tweede bevatte daarvan minder en de derde uiterst weinig.
Het aantal daaruit voortgekomen gevleugelde individuen bedroeg
respectievelijk: geen enkele., 25 en 86.
In de tweede flesch ontwikkelden zij zich na 11 dagen, in de derde
reeds na 5 dagen.
De op deze wijze verkregen gevleugelde Phylloxera’s leefden niet
langer dan 3 a 4 dagen. Zij herbergden één, twee, of ten hoogste
drie eieren, allen binnen één gemeenschappelijk omhulsel besloten.
Morgan verkreeg 9 eieren en van drie dezer nam hij de ontwikkeling
waar. Deze geschiedde langzaam, maar vóórdat zij geheel was
afgeloopen, gingen de individuen te gronde.
Yan de temperatuur schijnt het ontstaan van den gevleugelden vorm
niet afhankelijk te zijn.
Men ziet hieruit, dat in deze richting nog veel te onderzoeken en
waartenemen over blijft.
'Win t e r s w i j k , 26 Aug. 1886.