
vindt er dan ook groote hoopen uitwerpselen. In een kub. centimeter
hiervan, door karl koch uit dit slot medegebracht, vond hij 41
scheenen van allerlei insecten, wat dus reeds in deze kleine massa
wijst op de aanwezigheid van minstens 7 insecten. Het groote aantal
insecten, dat door de vleermuizen wordt verdelgd, moet nu echter
in betrekkelijk korten tijd worden gevangen, daar de meeste vleermuizen
ook niet den geheelen nacht doorjagen en ook de insecten
zich hoofdzakelijk slechts in de schemering vertoonen.
De normale lichaamstemperatuur der vleermuizen loopt bij verschillende
soorten en vooral bij soorten uit verschillende klimaten nog
al uiteen. Zij schijnt te kunnen wisselen tusschen 32° en 40° C. Maar
in den winterslaap is de temperatuur veel lager. K och vond exemplaren
van de mopsvleermuis (dwarsoor) in een gewelf van het slot
te Dillenburg tusschen steenen verborgen, waaraan groote ijskegels
hingen; hare temperatuur bedroeg 12° C. Meestal schijnt de temperatuur
in den winterslaap nog wel iets hooger te zijn. In het
begin van den winter is zij meestal hooger dan tegen het einde.
Strenge koude schijnt vele vleermuizen weer wakker te maken. Zoo
hoorde martin op een kouden, helderen Januaridag in Stuttgart een
gepiep van vleermuizen uit eene wijde zinken afvoerpijp van een hoog
gebouw komen. Bij nadere beschouwing bemerkte hij, dat reeds vijf
exemplaren van de vale vleermuis uit die pijp naar beneden gevallen
waren en wakker op den grond lagen. Terwijl hij deze opraapte, kwamen
er nog ongeveer evenveel door de pijp naar beneden glijden, die,
ofschoon de zon helder scheen, geen bewijs van vochtigheid vertoonde.
Boven in de pijp verrieden zich nog verscheidene exemplaren door
hun gepiep. De gevallene individuën konden hunne vleugels reeds niet
meer bewegen; ook het schreeuwen - hield langzamerhand op, en vóór
de verzamelaar thuis was gekomen, waren de meeste reeds .dood. Een
bewijs, dat de vleermuizen, wanneer hunne lichaamstemperatuur te
sterk daalt, niet maar langzamerhand van den winterslaap in den
eeuwigen slaap overgaan, maar door de ongewone prikkeling eerst
hun bewustzijn terug erlangen om bewust getuige te zijn van haar
eigen dood.
( Wordt vervolgd).
ware gevuld zijn.
De holen van Gomanton, noordoostkust, schijnen het rijkst te-zijn. De heeren de
mssa en noBSON, die hier het recht tot exploitatie hebben gekocht, schatten de aanwezige
hoeveelheid op 1 millioen tonnen (1 ton ffi 1000 KG.).
DE GELEIDING DEK ELEKTRICITEIT DOOR
GASSEN EN DAMPEN.
Ieder, die dikwijls in de gelegenheid was proeven te doen met statische
elektriciteit, weet hoe moeielijk het is de oppervlakken geladen
te houden , wanneer de lucht veel waterdamp houdt opgelost. Maar
hij weet tevens dat dit bezwaar meer nog afhangt van de laag vloeistof,
die in dat geval de isoleerende dragers dier oppervlakken bedekt,
dan van de in de lucht opgelost blijvende vloeistof zelve. Verwarming
dier statieven alleen is meestal voldoende om snelle ontlading tegen
te gaan. Ja zelfs de wijze, waarop de metalen conductor is gewelfd
ter plaatse waar het statief hem draagt, is van invloed op dit verschijnsel;
en het is aan dezen reeds door hem gewaardeerden invloed
toe te schrijven, dat van marum aan de onderzijde van de conductoren
zijner groote elektriseer-machine den vorm gaf, die meest overeenkomt
met dien, welken een appel heeft ter plaatse waar de steel daaraan
is bevestigd.
Toch schijnen nog vele leerboeken de hoofdoorzaak van die snelle
ontlading toe te schrijven aan het geleidend vermogen der vochtige
lucht zelve, die de elektriciteit van de conductoren zou wegvoeren
op de wijze, waarop dit door eiken anderen geleider geschiedt. En het
was om deze dwaling te bestrijden dat jea n lu v in i te Turijn de
uitkomsten van proefnemingen in het licht gaf, die vooral de aandacht
hebben getrokken, sedert onlangs daaromtrent in de Fransche
Academie opzettelijke mededeeling is gedaan.
Die proeven zijn zeer eenvoudig. In een ruim vertrek werd een
vier meter lange zijden draad gespannen, die uit zeven niet gewonden
en niet gelaschte cocondraden bestond. In het midden werd
daaraan een geelkoperen hollen bol gehangen van 5 eM. middellijn.
Een tweede draad, die op dezelfde wijze was samengesteld, werd