
levendig gekleurde bloemen, ’t eerste uitwerksel der natuur bij' baar
streven naar verdubbeling of vulling.
Bij het speenkruid (Ficaria ranunculoïdes) valt hetzelfde op te merken ;
enkele malen toch stijgt het aantal der goudgeel gekleurde bloemblaadjes
tot tien.
Be buitenste bloemetjes der blauwe koornbloem (Centaurea cyanus),
die der Geldersche roos (Viburnum opulus) zijn ongemeen sterk ontwikkeld
ten koste der generatieve organen — en wat de kunst
aan deze bloemen verder wrocht, is dus een voortbouwen op het werk
der natuur.
De stempels van Iris en Canna nemen een bloembladachtig uiterlijk
aan. Bij ’t laatste geslacht heeft daarenboven de eene helft van het
meelknopje een bloembladachtig aanhangsel.
Wanneer wij zulks in het oog houden, dan verschijnt eene gevulde
of verdubbelde bloem in een gansch ander daglicht, en ook de wetenschappelijke
plantenkenner krijgt vrede met een verschijnsel, dat hij
thans niet langer aanmerkt als eene afwijking van den gang der natuur.
Zijn afkeer verandert in bewondering en liefde, die nog verhoogd
wordt als hij de oorzaken dier vormwijziging heeft leeren kennen ;
het wordt hem duidelijk, dat ook in dit proces niets dan organische
ontwikkeling ten grondslag lig t, die de grootst mogelijke verscheidenheid
schept uit een eenvoudig beginsel. Het is ook hier weder de
toepassing derzelfde kracht, die uit de cel als oervorm alle andere
vormen in ’tleven roept. Welke de omstandigheden zijn, die hier eene
groepeering tot stengelbladen, ginds tot'bloembladen,helders tot meeldraden
of stampers bewerkstelligen, zulks moge voor alsnog met geen
mogelijkheid zijn aan te wijzen, maar zeker is het, dat het gebruikte
materiaal op de vorming van een der vele deelen, waaruit de plant
bestaat, is gericht en daardoor verandering van bestemming toelaat.
Bij de vulling of verdubbeling der -bloemen heerscht ook deze wet
alleen; onder gewijzigde omstandigheden dient het aangevoerde materiaal
tot vorming van zoodanige deelen, welker ontwikkeling door die
omstandigheden meer bepaald wordt.
Zoo zal b. v. in sommige gevallen een betere grond, m. a. w. overvloediger
voedsel, aanleiding kunnen geven tot vergrooting der gekleurde
bloemdeelen (vulling), soms tot splitsing dierzelfde organen (hyacinth ?);
in dit laatste geval treedt reeds ware verdubbeling op. Bij de Geldersche
roos en de blauwe koornbloem zijn de geslachtswerktuigen der buitenste
bloempjes niet ontwikkeld, zoodat er reserve-voedsel is vrijgekomen,
dat hier gediend heeft tot de celvermeerdering der kroonbladen. Bij
onze dahlia’s heeft die vergrooting tot alle bloempjes van het hoofdje zich
uitgegtrekt, insgelijks ten koste der ingesloten stampers en meeldraden.
In de familie der Gompositae is ’t een zeer gewoon verschijnsel, dat
sommige bloemen van het hoofdje öf eenslachtig .of onzijdig worden.
Hierop grondde l i n n a e u s zijne indeeling der syngenisten in orden. Bij
de Polygamia supevflua zijn de' straalbloemen vrouwelijk (madeliefje),
bij de frustranea zijn ze onzijdig (koornbloem, zonnebloem), bij de
necessaria zijn de schijf bloemen mannelijk en de straalbloemen vrouwelijk
(goudsbloem). Veelal zal de verdwijning der geslachtsorganen bij deze
bloemen hebben geleid tot vergrooting der bloembladen, terwijl verder
in deze familie het streven der bloem naar verdubbeling (of vulling)
de kuituur niet weinig ondersteunt in eene meerdere uitzetting van
het proces. Zoogenoemde dubbele madeliefjes , dubbele asters en dahlia s
kunnen zulks bewijzen. -
Vroeger meende men, dat alleen de vormverandering der meeldraden
en stampers dubbele bloemen in ’t leven riep. Wel is waar
komt langs dezen weg de verdubbeling het meest tot stand; zoo bij
de rozen, tulpen, anemonen, Portulaca's, Papaver somniferum. Vooral
de metamorphose der meeldraden is een zeer veelvuldig waargenomen
verschijnsel, gelijk de rozen en waterleliën (Nymphaea alba) kunnen
bewijzen. Maar ook andere deelen der plant verleenen daaibij hunne
diensten. De stengelbladen worden b. v. bij de tulp niet zelden min
of meer bloembladachtig. Overgangen tusschen stengelbladen en kelkbladen,
tusschen kelkbladen en bloembladen kan men opmerken bij
de pioen.
Bij Primula calycanthema, Campanula medium, Mimulus en Trollius
veranderen de kelkbladen in bloembladen.
Bij Hortensia doen zulks de schutbladen; bij de Musaceeën en Canna
is hetzelfde verschijnsel waar te nemen.
Bij Fuchsia en Pelargonium splitsen zich de bloembladen, bij Petunia
en Dianthus treedt splitsing der meelbladen op.
Ook het vormen van aanhangsels (kroonschubben enz.) kan in deze
rubriek gerangschikt worden.
Vragen wij naar de oorzaken der eigenaardige metamorphose, die
in de. voorgaande regelen werd besproken, dan luidt het antwooid,
dat wij dienaangaande nog bijna geheel in het duister rondtasten. In
alle nauwkeurig waargenomen gevallen ging eene afwijking in de voeding
de verdubbeling vooraf. Betere voeding, dus kweeking op vetten