
384 DE PAALWORM.
Staten-Generaal ernstig aangemaand om de plaats, waar zij zich vestigden,
te verlaten.” In de Berner Zeitung wordt liet nog erger gemaakt,
daar wordt gesproken van »geheel vernietigde dijken, waaraan dagelijks
6000 man werken; in weerwil daarvan worden de dijken eiken
dag met groote gaten door den worm uitgehold. Het dier heeft een
zoo harden kop, dat men dezen met geen hamer kan stuk slaan.”
Deze opgaven, als wel wat sterk gekleurd, daarlatende, zoo is het
toch zeker, dat door den worm aanzienlijke schade aan de zeeweringen,
beschoeiingen en schepen werd toegebracht. Aan de Drechterlandsche
dijken alleen bedroeg deze meer dan anderhalf millioen. De Staten van
Holland en West Friesland kenden ƒ 300,000 subsidie toe tot het
maken van wierriemen, ten 'einde daardoor de paalregels te vervangen
en de dijken tegen den aanval der zee te beveiligen. In Noord-Holland
kostte de dijkverbetering 5V2 millioen.'
Om een’ dijk te beschermen werd aan de zeezijde de buitenglooiing
ter breedte van 3 a 4 M. uitgegraven tot 0,50 a 0,70 M. beneden
laagwater. Deze lange, evenwijdig met den dijk loopende sleuf werd
met in zee ópgevischt wier aangevuld niet alleen, maar terzelfder
breedte tot 2 S. 3 M. boven volzee opgestapeld. De hiertoe benoo-
digde massa wier was bijna ongeloofelijk, Wanneer men nagaat, dat
deze plant door het steeds ophoogen zoodanig in elkander zakt en
knijpt, dat van 1,00 è 1,50 M. hoogte opstapeling in de onderlagen
slechts eene dikte van 0,10 M. overblijft. Het wier gaat na jaren
door den aanhoudenden druk in eene compacte geelbruine waterdichte
massa over, die in horizontale lagen met de spade kan worden weggeschept
en in lossen toestand op het water drijft. Dit heeft men
onder anderen in 1885 kunnen waarnemen bij het wegruimen van
een stuk zeedijk te Enkhuizen, ten behoeve van de nieuwe spoorweg-
haven.
Die wierriemen hadden echter het nadeel van, aan het dagelijksch
golfgeklots blootgesteld, te slijten; d. i. op de hoogte tusschen laag-
en hoogwater te worden uitgehold en om te vallen door aandrang
van den achterliggenden grond en van hun eigen gewicht. Daar men
wierriemen niet herstellen kan door het inzetten van stukken, doch
men steeds een gèheel vak moet vernieuwen, zoo werden liever de
uitgeholde wierriemen onder de voorzijde met puin en zwaren steen
bestort, en zoo tegen omvallen beveiligd. Vandaar dat men in bovengenoemden
Enkhuizenschen zeedijk dit puin in zoo enorme hoeveelheden
vond, dat het opruimen er van zeer tijdroovend was. Die bestorting
werd aan de zeezijde al meer en meer verzwaard, zoodat
langzamerhand de wierriemen geheel aangestort en zelfs ondergestor
werden; het puin werd dan tegen het wegslaan met zwaren steen
bedekt en deze laatste steeds regelmatiger en onder meer doelmatig
profil gezet. Zoodoende ontstonden de glooiingen van dijksteen. Door
zeewater bespoelde paalwerken zijn nu voor een groot deel verdwenen en
de oppervlakte der steenglooiingén wordt thans bij bunders ge e .
Ook in den tegenwoordigen tijd hoort men nog dikwijls spreken
van den paalworm. Het is bekend hoe onlangs de ingenieurswereld
versteld heeft gestaan over het onderloopsch worden van de schutsluis
te Hansweert. Bij onderzoek is gebleken dat de paalworm hiervan de
oorzaak was. Dit lastig gedierte n. 1. vernielde de bovenste deelen
der houten 'sluisfundeering, zoodat het water daarheen toegang kreeg
en het zand van onder den vloer wegspoelde. In 1827 bemerkte men
den worm te Neuzen, later in de Schelde bij de forten Lillo en
Liefkenshoek. In hetzelfde jaar 1827 drong hij zelfs door tot aan de
sluis aan den mond van den Steenbergschen vliet, waar hij groote
verwoestingen aanrichtte; sedert is hij voortdurend op de kusten van
Noord-Brabant gezien. Dit laatste is een argument voor de stelling,
dat de paalworm zeer goed in brak water kan voortleven.
. De paalworm (Teredo Navalis) is een weekdier, geelachtig wit van
kleur met het voorkomen van een worm; aan het voorste gedeelte
van zijn lichaam voorzien van twee halve-, met de bolronde zijde
buitenwaarts gekeerde schelpen; benevens van eene ronde, geplooi e,
vleezige massa, welke zich aan het hout vastzuigt en daarna als voet
door inkrimping de voortgaande beweging van het weekdier mogelijk
maakt. Nabij den voet bevindt zich de mond, omgeven door een paar
lippentastérs. . ,
Het lichaam van een volwassen paalworm bereikt al naar het soor
in den regel eene lengte van 3 tot 8 cM. Echter zijn aan de quarantame-
plaats op Wieringen paalwormen gevonden van 1,2 cM. dik en 4 dM.
lang. Aan het verdunde of ondereinde des lichaams bevinden zich,
behalve twee kalkachtige uitsteeksels of palletten nog twee buizen of
siphonen van ongelijke lengte en met trilhaartjes omgeven. Ze liggen
tusschen de palletten; de kortste en wijdste dient tot inademing en
instrooming,. van zeewater; door de langere en nauwere wordt het
water 'tot uitademing naar buiten gevoerd, bij welke^uitstroommg
n _ ---------nï-f Vio+. d a rm !