
zal verkrijgen, slechts schijnbaar. Het verschil Ej — E2 toch bepaalt
de sterkte van den stroom in de geleiding en daardoor die van het
magnetisme in de machine: en door dit verschil tot nul te doen naderen
zal men ten laatste aan den eenen factor van het overgebracht arbeidsvermogen
— het moment — gaan verliezen , wat men aan den anderen —
de snelheid van omwenteling der machine -— wint. Daarenboven zouden
de doeleinden , waartoe men het overgebracht arbeidsvermogen , bij zoo
klein moment aan de drijfas , zou kunnen aanwenden , al van zeer bizon-
deren aard moeten zijn. Alleen die zouden in aanmerking komen,
waarbij het, als bij een centrifugaalpomp, op den factor snelheid in
het product arbeidsvermogen meer aankomt dan op den factor overwonnen
weerstand.
Zoo blijkt dus uit onze beschouwingen dat de absolute hoeveelheid
electrisch arbeidsvermogen, die men, over eene bepaalde ëlectromo-
torische kracht beschikkende, op eenen bepaalden afstand kan overbrengen
, afhangt van twee zaken, die als het ware. elkanders antagonisten
zijn: te weten, aan de eene zijde van de grootte dié men aan
E, geeft en van de snelheid der machine afhangt, aan de andere zijde
van de daaruit voortvloeiende waarde Ej — Ea, of liever E i - E ,
R In
die het draaivermogen op hare as bepaalt. Waaruit dan van zelf de
vraag rijst, hoe men het moet inrichten om, over een bepaalde elec-
tromotorische kracht beschikkende, op een gegeven afstand zooveel
electrisch arbeidsvermogen over te brengen als slechts mogelijk is. En
dan blijkt het, dat die grootst mogelijke hoeveelheid juist 50 percent
bedraagt. Want de algemeene uitdrukking voor die hoeveelheid is Ea I„
E*
of Eo — E
,—E„ Eo
en hiervoor kan men ookEj® ^—
E, R » p '•J Kx R schrijven. Daar
11
nu het product van de twee deelen, waarin men op alle mogelijke
wijzen de eenheid kan verdeelen , zoo' groot mogelijk wordt als beide
E i E i
deelen even groot zijn, zal het product l l — zijn grootste
.Uil ^ Ü / j ' ■
ï E3 waarde erlangen als =
dat wil zeggen, als het op de machine
overgebracht arbeidsvermogen de helft is van het door de batterij
geleverde.
Wordt de stroom geleverd door eene electrodynamische machine
van gelijke inrichting als die welke hem ontvangt, dan zal men dus
de eerste dubbel, zoo snel moeten laten draaien als de tweede. Aan
het koppel op de as wordt dan de helft van de warmte besteed,
die de eerste ; machine, even snel draaiende, in de geleiding zou
kunnen opwekken als de tweede was vastgezet, als haar belet werd
te draaien; de andere helft wordt door de tweede machine in me-
chanischen arbeid omgezet. Richtte men het anders in , trachtte men
door ^ grooter dan i te maken zijn voordeel te doen, dan zou wel
Ei
inderdaad het overgebracht arbeidsvermogen een grooter deel zijn van
het verzondene, maar dit laatste zou zelf een kleiner deel zijn van
datgene, wat de beschikbare electromotorische kracht E j, bij den
gegeven weerstand, vermag te leveren.
Wij willen thans nagaan, welke er de gevolgen van zijn , als de
afstand, waarop men het arbeidsvermogen wil overbrengen , en met
dezen afstand de weerstand toeneemt. Onderstel dan, dat men door
middel van een electrischen stroom dat vermogen wil overbrengen op
een afstand m-maal zoo groot als zoo even en dat men daarbij een
draad wil gebruiken van hetzelfde metaal en van gelijke doorsnede. De
weerstand wordt dan — als wij de inwendige weerstanden van de batterij
en van de machine verwaarloozen ten zijnen opzichte n-maal zoo
even en wil men de machine even snel doen draaien, zoodat zij wedei
even groote tegenstelde electromotorische kracht E2 ontwikkelt, dan
E}—E2 zal de stroomsterkte nu «R
dus slechts het ne gedeelte van zoo
even zijn. Daar dit ten gevolge heeft dat het koppel op de as in
dezelfde verhouding zwakker wordt, zal dus, bij een even voordeelige
verhouding ^E=r~ tusschen overgebracht en geleverd arbeidsvermogen,
•“ ï '
het eerste toch slechts het n« deel van zoo even zijn. Onderstel zelfs
e 2
dat de weerstand op de as in dier voege was gekozen, dat ^ — a
en dus de absolute waarde van het overgebracht arbeidsvermogen zoo
groot mogelijk was, dan zou nog deze grootste waarde m-maal zoo
klein zijn als bij den vroegeren weerstand. En dit alles ten gevolge
daarvan, dat bij dien m-vöudigen weerstand voor het koppel op de as
slechts het me-deel van de warmte wordt besteed van zoo even. In
de uitdrukking PR dier warmte toch wordt de eene factor R