
verstijfd en wat noch vloeibaar is gebleven in 't inwendige onzer planeet,
bestaat hoofdzakelijk uit zeer basische gesteenten. Daarom kunnen
de tegenwoordige lava’s geen granieten meer opleveren, maar stellen
na de stolling gesteenten voor;, die met de trachieten der tertiaire
periode de meeste overeenstemming vertoonen.
Keeren dus dezelfde gesteenten in de vorming der aardschors niet
ten tweede male weder, evenmin zullen dus ook de gevormde en nog
te vormen spleten in den loop der tijden met stoffen van gelijke hoedanigheid
kunnen worden aangevuld. De verschillende groepen, waarin
de gangen van bet Saksische Ertsgeberge worden verdeeld, behooren
alzoo tot verschillende'perioden. Vandaar, dat de daarin-bevatte ertsen
en ganggesteente» , al mogen zij de produkten zijn niet enkel van de
uitlooging van ’t nevengesteente, maar tevens die van de uit de diepte
opgestegen wateren en gassen, een eveneens verschillend karakter vertoonen.
Groote waarschijnlijkheid krijgt dus de .veronderstelling, dat
gangen in de verschillende deelen der aarde voorkomende, maar in
dezelfde gesteenten gelegen en als gelijktijdig gevormd, gelijke opvulling
hebben erlangd. Gelijke —- maar natuurlijk met afwijkingen,
die op rekening moeten gesteld worden van lokale omstandigheden
en latere metamorphose.
Een kringloop in den meer engen zin van dit woord bestaat hier
alzoo niet, evenmin als er een cirkelgang der menschheid bestaat.
Wi nt e r swi j k, 20 Augustus 1885.
BL IKS EMGEYAAR
TENGEVOLGE VAN
TELEGRAAF- OF TELEPHOONLI JNEN
nooE
J. M. C O L L E T T E .
Onder' het hoofd »Iets over de middelen van beveiliging tegen het
gevaar van telefoongeleidingen” heeft dr. maurxts snellen in Aflevering I
1887 van het Album der Natuur een artikel geschreven, waaromtrent
wij het volgende in het midden wenschen te brengen.
Dr. snellen beweert terecht, dat »in de lucht gespannen draden
»een rol spelen bij de ontladingsverschijnselen van een onweer.” Dit
dóen evenwel niet alleen de in de lucht gespannen draden, doch ook
alle electriciteit geleidende voorwerpen, welke met den grond in eenige
electrische gemeenschap staan. Maar niet, slechts, de geleidende voorwerpen
, welke onmiddellijk aan de lucht zijn blootgesteld, ook de geleiders
, welke zich in den grond bevinden, zooals kabels, metalen buizen
, enz., kunnen van invloed zijn bij ontladingen van electriciteit
met hooge spanning. Dat zulke ontladingen onder bepaalde omstandigheden
gevaar of schade kunnen aanbrengen is vaxi algemeene bekendheid
, en het zou mitsdien onverantwoordelijk zijn, wanneer men, m
die omstandigheden verkeerende, geen voorzorg nam om het gevaar
zooveel mogelijk afteweren.
Het kan overbodig worden geacht hier in beschouwingen te treden
omtrent de in gebruik zijnde bliksemafleiders en de wijze waarop deze
behooren te worden aangelegd; dat de grond- of aardverbindingen der