
tocht wenscht te doen, dient nog meer dan elders er acht op te geven,
waar hij zijne voeten nederzet. Immers hier en daar is de korst zóó
dun, dat men duidelijk |het geraas der onderaardsche wateren hoort
en dat een harde stap den hollen bodem klinken doet.
Waar het heete water met hoornen in aanraking komt, kunnen
deze nog slechts gedurende eenen korten tijd een kommerlijk bestaan
leiden. Deze boomen vooral getuigen van de veranderlijkheid der
bronnen, wat haar plaats betreft. Op menig terras, hetwelk tegenwoordig
droog is , staan kegelboomen, wier stam eene middellijn van
ongeveer een meter heeft; omgekeerd vindt men ook een groot aantal
nog rechtopstaande boomen, wier stam geheel in de sneeuwwitte laag
van het geyseriet opgenomen is en die te vergeefs hunne takken daarboven
uitstaken.
Op eenen tocht verder naar het zuiden vertoont het landschap de
grootste afwisseling, vooral wanneer men den bergrug overschreden
heeft, waardoor de wateren van de Gardiner-rivier van die der Gibbon-
rivier gescheiden zijn. Door eem woud , waarin de lucht met den bal-
samieken geur van dennen en ceders vervuld is , bereikt men den voet
van een der rotsen van obsidiaan, de,.»glazen bergen” , waarvan de geruchten
spraken. Onze zegsman houdt het er voor, dat deze glasachtige
stof, die eens in gesmolten toestand uit de aarde oprees, hier zuiverder
en in grooter hoeveelheid voorkomt dan ergens elders. De meer
dan 50 M. hooge rots breidt zich over eene lengte van ongeveer 300 M.
uit. Over het geheel glinsterend en zwart als git, vertoont deze hoeveelheid
obsidiaan hier en daar gele, bruine en roode banden. De
Indianen vervaardigen er punten van pijlen, lansen en allerlei werktuigen
uit.
Aan den voet van dezen heuvel lagen een groot aantal losgeraakte
brokken, juist in de richting, waarin de weg zou worden aangelegd.
Daar zij te zwaar waren om met gemak te worden verwijderd, kwam
men op de gedachte eerst groote vuren aan te steken om het obsidiaan
sterk te verhitten; vervolgens werd op de heete steenen koud
water gegooid; de groote stukken sprongen in kleinere uiteen en de
glazen weg was spoedig gereed.
Iets verder geraakt men in de fraaie, vruchtbare weiden langs de
Gibbon-rivier en ^daarmede in de nabijheid van de eerste groep der
geysers, die boven al het andere het- nationale park hebben beroemd
gemaakt. Hetgeen deze groep onderscheidt is niet hunne grootschheid,
maar de bijzonderheid, dat zij in den regel in de helling van eenen
berg hunne opening hebben. Merkwaardig zijn hier vooral de Monarch,
die eenmaal per dag eene kolom water van 30 a 40 M. hoogte door
drie openingen naar boven spuit, en de kleine Minute Man, waaruit
om de zestig sekonden een straal van eenige meter te voorschijn komt.
Niet altijd vervult de laatste echter zóó getrouw zijn plicht, als de
faam dit vermeldt.
Geysers worden elders op veel grootere schaal in hunne volle werkzaamheid
gevonden; nadere bijzonderheden aangaande hunne werking
zullen daarom later worden medegedeeld. Hier verdient leclercq vooral
gehoor, waar hij eene beschrijving geeft van één der bekkens, welke
door de eerste bezoekers der streek »openingen van de hel” werden
genoemd en wier bestaan de Indianen met schrik en ontzetting vervulde
en hen op eenen eerbiedigen afstand hield. Het bekken, ongeveer
10 H.A. groot en 8 a 10 M. diep, bestaat uit eene vereeniging van
bronnen met kokend water , moerassige poelen , fumerolen en solfataren ,
die de meest zonderlinge kleursehakeering vertoonen ; hier wordt een dui-
velsch geraas vöortgébracht, waarin men scherp fluitende tonen , het gezucht
van krachtige blaasbalgen en rauwe en holle uitgestooten geluiden
te gelijkertijd verneemt. De heete lucht is met stinkende gassen gevuld ;
de grond trilt en steunt u onder de voeten, alsof hij op het punt
staat zich te splijten. Alleen door de grootste voorzichtigheid in acht
te nemen kan men voortgaan over de verraderlijke korst, waaronder
zich het onheilspellend geluid der kokende onderaardsche wateren
hooren doet.
In den over het algemeen witten, maar hier en daar geel geaderden ,
bodem van het bekken opent zich een groot aantal buizen en buisjes,
waardoor stralen kokend water of zuilen waterdamp oprijzen of die
door een rand van sierlijke kristallijn e afzettingen van zwavel omgeven
zijn.
Ook zijn er bronnen, waaruit een kokende modderbrij te voorschijn
komt; onophoudeljjk verkeert deze leikleurige brij in eene borrelende
beweging; soms verheft zij zich tot eene hoogte van eenige voeten en
spat vervolgens over de omgeving uiteen. De Amerikanen noemen
eene dergelijke bron een paint-pot (pot met verf).
In tegenwoordigheid van deze stuiptrekkingen der natuur, op dien
grond, die hijgt als de boezem van een kranke, staande voor de
openingen, waaruit de sombere verzuchtingen te voorschijn schenen te
komen, gevoelde ik een onbeschrijfelijk gevoel van afgrijzen. Nergens,
zelfs op IJsland niet, had ik een tooneel aanschouwd, dat zoo schrik