
genoemde kleur niet heeft, maar dat het deze te danken heeft aan
conferven, die langs den rand van den zoogenoemden rooden geyser
groeien. Het is duidelijk, dat deze conferven de afzetting van het
kiezelzuur bevorderen. Verder vindt men in het dal talrijke openingen ,
waaruit dampen opstijgen. Zoo heeft men in dit dal ten volle de gelegenheid
tot het bestudeeren van de zeven tijdperken van het leven der
geysers »waarvan de groote geyser den rijpen leeftijd, de Blesi met
zijn kalm en slapend water den ouderdom voorstelt, terwijl de ledige
putten met roodachtige wanden de beelden van verval en dood zijn.”
In verband met de verklaring van bunsen omtrent het wezen der
geysers, staat ook de wijze, waarop dr. labonne verklaart, hoe de
werkingen van den Strokr door stukken turf of steen kunnen worden
opgewekt. Hij meent, dat de buis hier in het midden nauwer wordt.
»Wanneer nu deze opening door de in de buis geworpen voorwerpen
geheel of bijna geheel verstopt wordt, wordt de temperatuur onder
de prop (als men dit woord gebruiken mag) aanmerkelijk verhoogd;
de waterdamp, weldra ver boven 100° verhit, verkrijgt eene groote
spankracht en breekt zich eenen uitweg, waarbij hij de voorwerpen,
die de storing teweeg brachten, met kracht naar buiten slingert.
Het water uit den geyser is reukeloos en bezit niet den geringsten
onaangenamen smaak; koud dronken wij het met genoegen, hetzij
alleen of vermengd met. koffie of thee. Maar uitstekend is het om er
zich in te baden; aan de natriumzouten, die het opgelost bevat, heeft
het daarvoor bijzondere eigenschappen te danken.
F orbes schat den ouderdom van den grooten geyser op 1060 jaren;
onze reiziger meent, dat hierop veel valt' af te dingen.
Het zou met majesteitschennis gelijk hebben gestaan, wanneer wij
het beroemde dal hadden verlaten zonder den Laugafjall te bestijgen;
de vermoeienis, die dit ons kostte, werd rijkelijk beloond door het
tafereel vol heerlijke tegenstellingen, dat zich aan ons oog ontrolde.
Ten Z. drong de schitterende top van den Hekla tot in den grijsblauwen
hemel door; duidelijk teekende hij zich af boven de heuvels,
die zich langs den linkeroever der Hoita bevinden; verder verhieven
zich de als zilver blinkende toppen van de zuidkust als de tanden
van eenen reusachtigen zaag; voor onze voettn ontrolde zich de ruwe,
hier en daar in spitse toppen uitloopende vlakte der kiezelafzettingen.
Het waren te gelijk de Alpen en de voet van den Vesuvius, de eeuwige
sneeuw en het vuur van Sicilië!” ' La Nature.
DOOR
Dr. D. LU B A C H .
Het zal den meesten lezers van het Album der Natuur bekend zijn ,
dat nu bijna eene eeuw geleden r . a . m e sm e r , in 1734 geboren te
Weiler bij Constanz en te Weenen in 1766 tot med. dr. gepromoveerd,
na in Duitschland weinig of geen opgang gemaakt te hebben, te Parijs
met beter gevolg optrad als de ontdekker van eene tot dusver onbekende
natuurkracht, die hij met den naam van Dierlijk Magnetisme
bestempelde k Het is ook bekend genoeg dat van lieverlede dat zoogenaamd
dierlijk magnetisme niet alleen in Frankrijk, maar in de geheele
beschaafde wereld, ook in ons land, tal van aanhangers telde , en ook,
dat die veronderstelde natuurkracht veelal ter genezing van onderscheiden
ziekten werd aangewend; — voorts, dat de oorspronkelijke
aanwending er van, waarbij het middel op de lijders zelve werd toegepast,
veelzins en later steeds vervangen werd door aanwending op een
tusschenpersoon, een medium, gewoonlijk somnambule, s la a p s te r
genoemd, die daardoor de gaaf zou verkrijgen om den aard der ziekte
te onderkennen en de rechte geneesmiddelen voor deze te ontdekken.
En dat op den duur verreweg de meeste, ’zoo niet alle wetenschappelijk
gevormden, en stellig alle wetenschappelijke lichamen van eenige betee-
kenis , op grond van — helaas niet altijd even onpartijdige — onderzoekingen
het dierlijk magnetisme als een onding, en de zonderlinge
verschijnselen, die men beweerde dat zich daarbij opdeden, als zins- i
i Het best kan men de stellingen van mesmer leeren kennen uit zijne eigene geschriften,'
Samengevat in Mémoires et Aphorismes de Mesmer. Paris 1846.