
Ook bij deze structuurformule zijn drie isomere bisubslituten mogelijk, de beide
C-atomen b. v. bevinden zich aan de uiteinden derzelfde as of niet; in het laatste geval
kunnen zij zich bevinden aan C-atomen, die al of niet peripherisch gebonden zijn.
Ook de structuur van naphtaline en derivaten wordt hiervan gemakkehjk afgeleid.
De projectie van de figuur, die eene 'dergelijke binding der C-atomen in benzol
voorstelt, is de regelmatige zeshoek, waarin ieder.hoekpunt behalve met de twee
aangrenzende hoekpunten, ook met het tegenoverstaande verbonden is. (Per. der deutsch.
chem. Ges. XIX, 2944). D ' 0 ; '
PLANTKUNDE.
Een ziekte der olijfboomen. Savastano beschrijft eene in Italië niet zeldzame
ziekte der olijfboomen, die herkend wordt aan de aanwezigheid van gezwellen, die
meestal op jonge stammen of jonge takken, in zeldzame gevallen ook op wortels,
bladeren en vruchten gezien worden, en dienvolgens hem, door bacteriën worden
veroorzaakt. Zij ontstaan in de jongste, lagen der schors als heldere doorschijnende
vlekjes, die eene kolonie van bacteriën bevatten en waar rondom de woekering begint.
Met het gezwel groeit ook de kolonie; telken jare nemen zij in omvang toe, tot zij
de schors doen barsten en van buiten zichtbaar worden. De groote woekeringen
bereikten 1 2 Cm. in diameter. De aanwezigheid der bacteriën en de wijze, waarop
zich de ziekte van uit bepaalde middelpunten over de boomgaarden verspreidt, geve-n
grond voor de meening, dat zij van besmettelijken aard is (Comptes rendus T. 103
n». 2 3 , 6 Dec. 1886 p. 1144). " D. v.
Een nieuwe geslachtsbastaard. — Bastaarden tusschen soorten van verschillende
geslachten zijn zoo zeldzaam, dat het feit, dat onlangs zulk een bastaard door de
firma VEITCH te Chelsea in Engeland gewonnen werd, wel de vermelding, waardig
is. Hij werd verkregen door kruising van twee fraai<*7 grootbloemige Orchideeën,
Phaius grandifolius met Calanthe Veitchn, welke laatste zelf een bastaard is.
Hij houdt in alle opzichten het midden tusschen zijne" beide ouders. Hij heeft groote
witte bloemen met een bleekroode lip, die ein korte en een weinig gebogen spoor
draagt, en doet ook overigens in sierlijkheid voor de beide oorspronkelijke vormen
niet onder (Gard. Chron. 8 Jan. 1887 p. 45). - d. v.
Kruidkunde in Japan. — Het grootste en prachtigste boek over de planten van
Japan is de Bonzo Dsufu. Het bevat gekleurde afbeeldingen van niet minder dan
1500 Japansche gewassen, en daaronder vele, die elders niet afgebeeld zijn. De uitgave
begon in 1828, doch slechts zes afleveringen werden gedrukt; van de overige
negentig afleveringen bestaan alleen geteekende platen en geschreven text. Een volledig
exemplaar van dit werk is thans in het bezit van de Royal Gardens te Kew,
aan welke het onlangs door den heer tokutabq ito geschonken werd (Nature
30 Dec. 1886 p. 204), p. v.
DIERKUNDE .
Levensduur der mieren. — Men is veelal geneigd den levensduur van een dier
aftemeten naar zijne grootte. Eenige waarnemingen bewijzen evenwel, dat deze beschouwingswijze
geheel verkeerd kan zijn. Sir JOHN LUBBOCK heeft in zijne formi-
carien arbeidsters van Lasius niger en Formica fu s c a , die ouder zijn dan zeven
jaren, en van de laatstgenoemde soort bezit hij sedert 1872 twee wijfjes, die daar
zij reeds volkomen ontwikkeld door hem verkregen werden, den respectabelen leeftijd
van twaalf jaren moeten bereikt hebben. Zij vertoonen weliswaar eenige verschijnselen
van hoogen ouderdom, stijfheid der ledematen en dientengevolge meer onbeholpenheid
dan vroeger, doch zijn overigens flink en brengen nog steeds voor ontwikkeling
vatbare eieren voort. (Humboldt, Jan. 1887. S. 24.) d. l .
Verhuizingen van vlinders. —> De heer w. hakcourt bath vestigt in een brief
aan de redactie van Nature opnieuw de aandacht op het meer en meer besproken
wordend verschijnsel van de verhuizing van vlinders. Hij is van oordeel, dat de overvloed
of de schaarschheid van menige soorten van vlinders geregeld wordt door
verhuizingen vgn elders. In 1885 werden de zuidkusten van Engeland bezocht door
een buitengewoon aantal van anders zeldzame Sphingidae; in 1886 zijn er nauwelijks
enkele daarvan gevangen. Het zou belangwekkend zijn te weten welke de invloeden
zijn,, die deze verhuizingen veroorzaken, en of daarin eenige periodiciteit is waar-
te nemen. (Nature, Oct. 8, 1886, pag. 618) -j- In zekere beperkte streken kan
het zelden of veelvuldig voorkomen in het eene of het andere jaar van sommige
erkend schadelijke vlinders (b. v. Liparis chrysorrhaea) daaraan toegeschreven worden,
dat men, door schade geleerd, jacht heeft gemaakt op de rupsennesten van die
soorten, of wel, door het goed succes van die jacht zorgeloos gemaakt, dat verzuimd
heeft. d. l.
PH YSIOLOGIE.
Polsfrequentie bij paarden. — Noack heeft bij paarden van verschillend slag
de polsfrequentie bepaald en het volgende gevonden. Bij hengsten (uil de stoeterij
Moritzburg in Saksen) bedroeg het aantal polsslagen gemiddeld 28 per minuut; bij
edele koetspaarden, zoowel bij ruinen als bij merriën, 33, en bij zware werkpaarden
39 (bij ruinen) en 41 (bij merriën). Is nu die geringere polsfrequentie een eigenschap
van meer edele rabsen ? noack schijnt het te meenen en maakt tot verklaring opmerkzaam
op de bewering, (die trouwens nog niet door opzettelijke onderzoekingen bewezen
is), dat bij edele paarden het hart grooter is dan bij rassen van minder allooi.
Of de zware dagelijksche arbeid der werkpaarden bij dit verschil ook een rol speelt,
is door noack niet onderzocht. (Fortschr. d. Med. 1886, 771.) D. h .