dat men ze slechts in bootjes kon overgaan, tenzij men zieh
bedienen wilde van den doolhof van paden over de kruin der
smalle dijkjes, die de verschillende vakken vaneen scheiden.
De ervaring leert dat in Zuid-Celebes vijf maanden lang
geen verandering in deze soort van weder te verwachten is,
en ik besloot daarom gedurende dien tijd een günstiger kli-
maat voor ket verzamelen van natuurvoorwerpen op te zoeken,
om met den volgenden drogen moeson terug te keeren en
mijn onderzoek voort te zetten van het district waaraan ik
nu wilde vaarwel zeggen. Gelukkig bevond ik mij in een der
groote middelpunten van den inlandschen handel in den Archipel.
Kotan van Borneo, sandelhout en bijenwas van Flores
en Timor, tripang van de golf van Carpentaria (’) , kajaput-
olie van Boeroe, wilde muskaatnoten en massooi-schors van
Nieuw Guinea, — dit alles wordt, nevens de rijst en koffie
die de voornaamste voortbrengselen van het omliggende land
zijn, in de pakhuizen der Chineesche en Boegineesche hande-
laars van Makasser in overvloed gevonden. Gewichtiger dan
dat alles is echter de handel met de Aroe-eilanden, eene
groep nahij de Zuidkust van Nieuw-Guinea, wier gansche op-
brengst schier in inlandsche vaartuigen naar Makasser komt.
Deze eilanden liggen geheel buiten den koers van allen Euro-
peeschen handel, en worden slechts bewoond door zwarte,
kroesharige (2) wilden, die echter het hunne bijdragen om aan den
weelderigen smaak der beschaafde rassen voldoening te schenken.
Parelen, parelmoer en karet (3) vinden hnnnen weg naar
Europa, terwijl eetbare vogelnestjes en tripang of zeekomkom-
mers bij scheepsladingen worden ingezameld voor de gastronomische
genietingen der Chineezen.
De handel met deze eilanden is van vroege dagteekening;
het. is vandaar dat ona de paradijsvogels, namelijk de beide
soorten die aan Linnaeus bekend waren, het eerst werden
aangebracht. De inlandsche vaartuigen kunnen de reis derwaarts,
uithoofde der moesons, slechts eenmaal in 'tja a r on-
dernemen. Zij verlaten Makasser in December of Januari, bij
het begin van den westmoeson, en keeren in Juli en Augus-
tus terug, door de volle kracht van den oostmoeson gedreven.
Ook door de Makassaren zelven wordt eene reis naar de Aroe-
eilanden eenigermate als een stoute en romaneske onderne-
ming beschouwd, vol nieuwe tooneelen en vreemde avonturen.
Wie die reis gedaan heeft, wordt als een autoriteit beschouwd,
en voor velen blijft zij een onbereikt levensdoel. Ik zelf had
steeds meer gehoopt dan verwacht, dat ik deze “ultima Thule”
van het Oosten ooit zou bereiken, en toen het mij nu bleek
dat dit werkelijk in mijne macht was, als ik maar den moed
had om mij voor eene reis van eene drie honderd uren aan
een Boegineesche prauw, en voor een tijd van zes of zeven
maanden onder wettelooze kooplieden en gruwzame wilden te
wagen, toen had ik een gevoel als toen ik , nog een
schoolknaap, het eerst verlof kreeg om op de imperiaal eener
diligence plaats te nemen, om dat tooneel van al wat voor
eene jeugdige verbeelding vreemd en nieuw en vol wonderen
i s ,» ® om Londen te bezoeken.
Door tusschenkomst van eenige goede vrienden werd ik
in kennis gebracht met den eigenaar van eene der grootere
prauwen, die binnen weinige dagen zou onder zeil gaan. Hij
was een Javaansche mesties, schrander, zachtaardig en van
fatsoenlijke manieren, en had een jonge en mooie Hollandsche
vrouw, die hij gedurende zijn afwezen moest alleen laten.
Toen het punt der vracht werd ter sprake gebracht, wilde
hij geene som bepalen, maar stond er op het geheel aan mij
over te laten om na mijne terugkomst te betalen wat mij goed
dacht. “En of gij mij dan,” zeide hij, “een Spaansche mat
of honderd geeft, zal ik tevreden zijn en niet meer vragen.”
De weinige dagen die mij nog vöör de afvaart re stten,
werden geheel ingenomen door het opdoen van voorraad, het