van opossums begrepen, 18, 3 4 , ii:
1 6 9 . Verspreiding, i i : 1 6 9 . Alge-
meenebescbrijving, ii: 154—156. Eigen
aan 5t Australisch gewest, 19, ii: 154.
Op Celebes, 477, op de Molukken,
285, ii: 154, op Banda, 501, op
Bantjan, i i : 60, op Kei, i i , 206, op
Aroe, i i : 265 , op N.-Guinea, i i : 846 ,
465 , 4 7 6 , op Waigeoe, i i : 394. —
C. brevicaudatus, i i : 1 6 9 , cavi-
fv o n s , zie C. orientalis , Celebensis of
chrysorrhos , i i : 1 6 9 (vgl. i : 477),
maculatus, i i : 1 6 9 , 265 , 4=75,
orientalis (cavifrons), 364, 3 7 0 , i i '
1 6 9 , 4 7 6 , ornatus, i i : 60, 156,
1 6 9 , ursinus, i i : 1 6 9 (vgl. i: 477).
Cycadeeen , op Aroe, i i :. 323.
Cymbirhynchiis {Burylaimus) macro-
rhynchus , blauwsnebbige gaper, 50 ,
62.
Gymbium, ondergesl. van Voluta, ii:
2 3 9 . — C. ducale ( Voluta ducalis)
op Aroe, ii : 224.
Cynogale Bennetti {Botamophilus barb
a tu li 70 , 1 0 6 .
Cynopithecus {Cynocephalus, Papio),
baviaanachtige apen van Celebes en Ba-
tja n , 405, 474 v., ii : 59 v., 152. — C.
niger en nigrescens, 4 9 1 .
Cyornis (Cynornis) , gesl. van Musdca-
p id a e , 3 4 9 . — C. hyacinthina, 329.
Cyphogastra , gesl. van Buprestidae ,
ii: 472.— G. cdlepyga op Kei, ii :
204 , 207 , 2 1 4 .
Dacelo, de bosch-ijsvogels (waarvan de
geslachten El alcyon, Bar alcyon, Ceyx,
Cittura , Tanysiptera, Todiramphus,
bij Wallace zijn afgezonderd).—D. Gau-
dichaudii ii: 319, 341, macrorhina
ii : 466 , 4 7 7 ..
Dacrydium (Podocarpeeën), op den berg
Ophir, 54 , 430.
Daotylopsila trivirgata , buideldier van
N.-Guinea, ii : 4 7 6 .
Dactylopterus of zeezwaluw, vliegende
visch, ii : 188. — D. vulgaris en orientalis
, ii : 1 93.
DajaUs, stam van wilde Maleiers op
Borneo, 149, ii : 482.. Hun voorko-
men, 149, aanleg en karakter, 150 —
152. Hunne huizen , 88, 89, 130, 1 07,
huisraad 121, 134, tampajans, 1 5 9 ,
pijpen, 134, 1 4 7 , kleeding, 114,117 v.,
1 4 3 v., speien, 114, 116, 118,
150 , dansen, 120, landbouw, 120, wessen
, 64, 131, 133, 1 4 6 , bruggen,
124, 131 v., hoofden, 115,119,121,
gemeentehuizen, 114, 1 4 3 , wijzevan
boomen beklimmen, 92 , 133, van was
in te zamelen, 133, 1 46. Het kop-
pensnellen, 91, 151, 159- Toestand
der vrouwen, 154, 155. Geringheid der
bevolking en hare oorzaken, 152—15 5,
1 5 9 . Berg- en Zee-Dajaks, 151, 1 5 9 .
Goede eigenschappen der Berg-Dajaks,
ii: 108, 126, 252. Rooverij en der Zee-
Dajaks door Radja Brooke beteugeld,
1 5 9 , ii: 64, 8 0 . Zedeloosheid der
Dajaks van Bandjermassin, 1 5 9 . —
De naam “Dajaks” heeft geenethnolo-
gische beteekenis, ii: 4 0 3 .
Damar, hars van verschillende boomen,
i i : 8 1 , damar-fakkels, ii: 65, 66.—
Damar a alba (damar-den), ii : 8 1 , 64.
Danaiidae , fam. van vlinders, 378, 479,
van Celebes met die der Indo-Maleische
groep vergeleken, 479. Zie DancCis ,
Buploea, H e stia , Idea.
Danais , gesl. van Dandidae, soorten
van Celebes, 378.
Danis, gesl. van Lycaenidae, i i : 78.
D. setae van Batjan, i i : 49.
D a sy p tilu s, gesl. van parkieten. — D.
Besqueti, i i : 4 7 7 , 466.
Dendrolagus , boomkengoeroe’s, van N.-
Guinea , i i : 334, 364, 350 v., 3 6 6 ,
beschrijving, i i : 465. — D. adustus,
i i : 3 6 6 , 4 7 6 , ursinus, ibid.
Deudorix, gesl. van Lycaenidae, i i :
4 0 5 . — D. despoena op Gemien,
i i : 402.
Diadema , gesl. van Nymphalidae, ii :
165.w— D. Pandarus van Amboina,
ii: 165.
Dicaeum, bloempikkers, geslacht van Nec-
tariniae, 2 8 8 , 4 6 5 , op Lombok,
277. D igniferum en MacTclotti,
2 8 8 .
Dicrurus {Bdolius), koningskraai, gesl.
van Laniinae, 2 8 8 , ®— D. Bimaensis,
2 8 8 , 277, cineraceus, 2 8 8 , leucops,
3 9 7 v., 378 ,macrocercus {Binga),
van Bengalen'i %Q8,pectoralis, 3 9 7 v.
Didelphys of opossums, buideldieren van
America, 3 3 , ii : 1 6 9 . — D. Brunii.
Zie Dorcopsis.
Didunculus, gesl. van duiven, ii : 477. -
D. strigirostris, van de Samoa-eilanden,
ii: 466 , 4 7 7 .
Didus (dodo, dodaars), geslacht van dui-
ven, ii : 2 7 7 . — D. ineptus, uit-
gestorven vleugellooze duif van Mauritius
, ii : 8 2 , 2 7 7 , 70.
Digitalis, vingerhoedskruid, op Java, 193.
Dioscorea, jams of jamjammers, 2 3 8 , van
Sumatra, 223, van Lombok, 292, op Kei,
ii : 200, op Aroe, ii: 252, 265. ——
D. aculeata, a la ta , pentephylla, spi-
culata, trip h ylla , 2 3 9 .
Diphyllodes, geslacht van paradijsvo-
gels (Baradiseidae), ii: 437. Ontwik-
keling hunner staartvederen, ii: 4 5 9 .—
D. speciosa, Schoone paradijsvogel,
ii : 437 v. Zijn vaderland, ii : 438, 450,
5 1 6 v ., exemplaren van Jobi, ii :
4 6 0 , 4 6 1 . — D. Wilsoni {Schle-
gelia calva), Roode schoone paradijsvogel,
ii: 438 v., 4 6 0 , komt alleen
voor op Waigeoe, ii: 438, 4 0 3 .
Dipteris Korsfieldii, • boomvaren van’t
MaL schiereiland, 54.
Djagong. Zie Mais.
Djakoens, stam van wilde Maleiers op
’t Mai. schiereiland, ii : 482, 5 0 3 .
Djamboè. Zie Jambosa.
Dodaars. Zie Didus.
Doerian. Zie Durio zibethinus.
Domicella. Zie Chalcopsitta, Bos, Lo-
rius.
Dorcopsis ( Hypsiprymnus, Didelphys) ,
kengoeroe’s van N. Guinea, Aroe en Mi-
sool, ii: 464, 4 7 6 . — D. Asiaticus
of Brunii, het eerst door de Bruyn bc-
schreven onder den naam Bilander, ii :
465 , 4 7 6 . Op Aroe en Misool, ii :
3 6 6 , 4 7 6 , 252 , 263 , 296 , 319,
350. Nauw verwante, zoo niet identische
, soort van N. Guinea, ii : 319,
464, 4 7 6 , 5 1 7 .
Druipsteenzuilen bij Maros, 411.
Drus ilia , gesl. van Morphidae, ii : 2 3 8 ,
472. — D. catops, ii : 221, 4 7 9 ,
Domitilla, ii : 4 7 9 , Jlorsfieldii,
4 7 9 , 472. s
D u cu la , ondergeslacht van Carpophaga,
ii : 78 . — D. basilica, ii: 7 8 , 49.
Duiven {Columba) , van de Indo-Malei-
sche groep, 250, van J ava en Sumatra,
245, van Lombok, 275, van Timor, 329,
van Celebes, 473, van Nieuw-Guinea, ii :
466. Zie Caloenas , Carpophaga, Didunculus
, Didus, Ducula, Q-eopelia,
G our a, Renicophaps, Macropygia,
Bhaps, Phlegoenas, Btilonopus, Tru-
g o n , Turacoenas.
Duizendpooten op Celebes, 416, op Aroe,
ii : 278.
Durio zibethinus, doerian, vruchtboom,
1 0 8 , eigen aan het Indo-Maieisch
_ gebied, 244, beschrijving van boomen
vrucht, 12.6—129, 1 4 5 , op Borneo
90, 91, 93, op Ternate, ii : 4, gelief-
koosde spijs van den orang-oetan , 99.
Echeneis remora , zuigvisch, gebruikt
om schildpadden te vangen, ii: 1 9 1 .
Eclectus , gesl. van parkieten. — B. car-
dinalis of puniceus (Lorius Amboi-
nensis), ii: 1 3 0 , 94, 1 7 0 (waar poly
chlor os een verschrijving is voor car-
dinalis, ii : 5 15), 159. — B. grandis,
ii ; 37, 1 7 0 , 159.
Eekhoorn. Zie Sciurus.
Eenden, op Lombok, 308, 3 1 2 , op
Aroe, ii : 295.
Eik. Zie Qûercus.
E laphomia , hertvliegen, op N. Guinea,
ii : 344 v. ÿg- JE. cervicornis en Wal-
lacei, ii : 345 , alcicornis, brevicor-
nis en polit a , ii : 346.
Elateridae, springkevers, teDoreh, ii: 356.
E lo d in a , gesl. van Bieridae, ii : 4 7 9 ,
op N. Guinea, ii : 472. — JE. Hypatia
en Therasia, ii : 479.
E n o d es, gesl. van Sturnidae, 4 9 0 . —
B. erythrophrys, 472.
Entimus, gesl. van Curculionidae. — E*
imperialis, juweelkever van America.
Zijn buitengewone kleurenpracht., 207,
2 1 6 . I •
E o s , gesl. van lori’s. — B. {Domicella)
cyanostriata {Domicella reticulata)
van Timor-laut, 1 7 0 ,159. — E. ( Domicella)
ric in ia ta , 1 7 0 , 159. — B.
{Domicella) rubra, 512, 5 2 4 , 5 2 5 ,
ii: 1 7 0 , 159.
E p e ir a , gesl. van spinnen, ii : 2 3 9 ,
op Aroe, ii: 225.