indien Bleeker, “Reize” , I I , bl. 294, terecht gist dat Manawoka’s berg,
die zieh, uit het Noorden en Zuiden gezien, als een piek voordoet, vul-
canisch is.
(31) Dit schijnt de beste schrijfwijze te zijn (zie von Rosenberg, “Reis
naar de Znidooster-eilanden” , ’s Gravenh., 1867 , bl. 90, 91) ; men vindt
intussehen ook vaak Matabella of Matabela, en Wallace schrijft Matabello.
(3S) Beter ware gezegd: “die het middelpunt dezer groep yormen,”
daar ook de onbewoonde eilandjes Ingar (Igar), Baam (Baham, Bam) be-
sar, Baam ketjil en Koerkap (Koekoor, Koeroekoef, Koeroekaf) tot de
Watoebella-eilanden gerekend worden. Soms worden ook nog het meer
zuidwaarts liggende en bewoonde, straks ook door Wallace vermelde, Tioor
(Teor, Tewer) en het daarbij liggende onbewoonde Oeran, door anderen
zoo het schijnt, Tengger genoemd, onder den naam van Watoebella-
eilanden begrepen. Van de beide hoofdeilanden heeft het noordwestelijke
en kleinere, Watoebella geheeten, zijn naam aan de geheele groep mede-
gedeeld; het zuidoostelijke, grootere heet doorgaans Kassiwoei (ook Kesse-
wooi, Kissoei, Kassoewi, bij Wallace Kissiwoi, geschreven). Opditlaatste
liggen , yolgens v. Rosenberg, vier dorpen, op de Westkust Temmer-barat,
op de Oostknst Temmer-timor, Oetto en Amar. Aan Temmer-timor, d a t,
volgens von Rosenberg, door een ver in zee uitstekend rif tegen hooge zee
beveiligd is, geeft Wallace den naam van het eiland, waar hij van “het
dorp Kassiwoei” gewaagt. Daarentegen noemt hij straks het zuidelijke eiland
zelf Oeta, wat klaarblijkelijk slechts eene andere uitspraak is van den
naam der kampong Oetto. De schrijfwijze van al deze Alfoersche of Pa-
poesche namen, waarschijnlijk zeer verschillend uitgesproken naar de einde-
looze verscheidenheid van dialecten, en te minder aan een vasten vorm
gebonden, daar de talen waartoe ze behooren, niet geschreven worden, is
in hooge mate onzeker.
(35) Vgl. Deel I , bl. 31, noot 9.
(3,<) Zie wat hierover zoo even in noot 22 is gezegd.
(**) Dat vroegere bezoek, in Januari 1857, is beschreven in het negen
en twintigste hoofdstuk.
(36) De dorpen van Watoebella zijn volgens Bosscher en von Rosenberg
drie in getal: Watamanoa, Kilgoa en Kilwatir.
(37) Zijtak van de Rio Negro of Parana , die zelve een voorname bijrivier
is van den Amazonen-stroom.
(ä8) Zie Deel I , bl. 504, noot 10, aangevuld door nöot 30 op blz. 81
van dit tweede deel. Vgl. over de overeenkomst en het verschil der Fauna
van Goram met die van Oost-Ceram von Rosenberg, “Reis naar de Zuid-
ooster-eilanden,” bl. 99, 100.
(3-9) In het oorspronkelijk staat “Noordwestkust van Nieuw-Guinea” en
“eiland Waigeoe en Misool.” Beide houd ik voor drukfouten. Dat Waigeoe
en Misool verschillende eilanden zijn, is overbekend en zal nog genoeg
uit het vervolg van dit reisverhaal blijken. Oetanata is een rivier en kaap
aan de Zuidkust van Nieuw-Guinea ten N. 0. van de Aree-eilanden, en
klaarblijkelijk is de kust bedoeld die zieh van daar noordwestwaarts tot
aan de uiterste Westpunt tegenover het eiland Salwati uitstrekt.
(3I1) Ofschoon de geneeskrachtige en aromatische massooi-schors, door
Rumphius, “Herb. Amb.”, I I , bl. 62, uitvoerig beschreven, onder den
naam van Cortex Oninins, het voornaamste plantaardige voortbrengsel is
dat Nieuw-Guinea in den handel brengt, schijnt de boom die ze oplevert,
botanisch nog altijd niet bepaald te zijn ,—■. wel een bewijs te meer hoe ge-
brekkig nog onze kennis is van de plantenwereld van het Australisch gewest
der Indische eilanden. Dat het een soort van Cinnamomum i s , kan
men nauwelijks betwijfelen, wanneer men weet dat Cinnamomum Kiamis ,
die op Java in de wouden der bergstreken voorkomt, een soort van massooi-
schors oplevert (Miquel, “Flora v. N. I.”, I , bl. 902). Cattvet, “Nouveaux
éléments d’hist. nat. medic.”, H, p. 134, zegt: “On connaît sous le nom
d’écorce de massoy une écorce que l’on attribue au Cinnamomum Kiamis
Nees.”
(3 ) Zie boven bl. 103 en daarbij noot 19. Wat Wallace van een dozijn Radja’s
op Goram vermeldt, komt niet overeen met het bericht van v. Rosenberg, “Reis
naar de Zuidooster-eilanden,” bl. 97 , volgens wien Goram verdeeld is in vier
districten, die ieder weder eenige negeriën teilen, t. w. Kenali onder den
Radja van Kataloka, Loemadang onder den Orang-kaja van Ondoor, Kai-
lakat onder den Radja van Kailakat, en Ainikke onder den Radja van
Amar op Manawoka. Ieder van deze districten bevat vijf of zes negeriën,
waarin het gezag wordt uitgeoefend door Orang-toewah’s. Al deze hoofden
worden, namens het Nederlandsch gezag, door den Resident (thans Adsis-
tent-resident) van Banda aangesteld.
(33) Lakahia of Lokahia ligt in eene bocht van denzelfden naam aan
de Zuidwestkust van Nieuw-Guinea, ongeveer op gelijke lengte met de