de gevaren die aan den handel op Nieuw Guinea verbonden
zijn. Zes mannen kwamen bijna uitgebongerd met een kleine
boot voor het dorp ten anker; zij waren het overschot der
bemanning van twee prauwen, waarvan de overigen, ten ge-
tale van veertien, door de inboorlingen van Nieuw-Guinea ver-
moord waren. De prauwen waren weinige maanden te voren
van dit dorp afgevaren, en onder de vermoorden waren een
zoon van den Eadja en bloedverwanten of slaven van vele
ingezetenen. De jammerkreten die alom opstegen toen de tijding
kwam, maakten den pijnlijksten indruk. Een twintigtal vrou-
wen, die echtgenooten, broeders, zonen of meer verwijderde
bloedverwanten verloren hadden, hieven eensklaps een akelig
geschrei, gekerm en gejammer aan, dat met tusschenpoozen
tot laat in den nacht voortduurde, en daar de voornaamste
huizen van het dorp waren opeengehoopt rondom het door
mij bewoonde, was onze toestand alles behalve aangenaam.
Het schijnt dat het dorp waar de aanval plaats had (onge-
veer tegenover het kleine eiland Lakahia (32) ) , als gevaarlijk
bekend Staat. Slechts weinige dagen te voren waren de be-
doelde prauwen derwaarts gegaan om tripang op te koopen.
Het scheepsvolk had zieh aan wal begeven, terwijl de prauwen
in een kleine rivier in de nabijheid lagen, en was op
klaarlichten dag aangevallen en vermoord, juist terwijl het
bezig was met de Papoea’s een koop te sluiten. De zes man
die het ontkwamen, waren aan boord van de .prauwen en
dankten hunne redding daaraan, dat zij onmiddellijk in de kleine
boot gesprongen en naar zee geroeid waren.
Dit zuidwestelijk deel van Nieuw-Guinea, aan de inlandsche
handelaars bekend onder de namen van Papoea Kowai en
Papoea Onin (3ä) , wordt bewoond door de verraderlijkste en
bloeddorstigste stammen. Het is in deze districten dat in vroe-
ger tijd de bevelhebbers en gedeelten der bemanning van vele
tot ontdekkingsreizen gebezigde schepen vermoord werden,
en nog heden gaat nauwelijks een jaar voorbij dat men er
geen verlies van menschenlevens te betreuren heeft. De Go-
ramsche en Ceramsche kooplieden hebben daaraan zelden
schuld ; zij zijn wèl bekend met het karakter der inboorlingen, en
zullen niet licht door beleedigingen of pogingen tot diefstal
en bedrog een aanval uittarten. Zij zijn gewoon ieder jaar
dezelfde plaatsen te bezoeken, en ’t is dus niet aan te nemen
dat de inboorlingen voor hen bevreesd zijn, zooals dit soms
tot verontschuldiging kan worden aangevoerd van hunne aan-
vallen op Europeanen. In andere uitgestrekte districten, door
dezelfde rassen van Papoea’s bewoond, zooals de eilanden Mi-
sool, Salwati en Waigeoe, en sommige gedeelten der tegen-
overliggende kusten, heeft de bevolking een eersten stap ge-
daan in beschaving-, hetgeen waarschijnlijk aan de nederzetting
van kooplieden van gemengd ras in hun midden is toe te
schrijven. In vele jaren hebben dan ook daar zulke aanvallen
niet plaats gehad. Maar op de Zuidwestkust en het groote
eiland Jobi (34) verheert de bevolking in een barbaarschen
toestand en grijpt zij elke gelegenheid aan om te moorden en te
plünderen, ter wij 1 zij in dit kwaad wordt gestijfd door de
straffeloosheid harer euveldaden, die hetgevolg is van de onmo-
gelijkheid om de schuldigen in het uitgestrekte woeste berg- en
boschland na te zetten. Juist in hetzelfde dorp waren, vier
jaren te voren, meer dan vijftig Gorammers vermoord geworden;
en daar de prauwen en haar toebehooren aan deze wilden
een onafzienbaren buit opleveren, is het te vreezen dat
zulke aanvallen van tijd tot tijd zullen herhaald worden, zoolang
de handelaars voortgaan deze kusten te bezoeken, en
geene pogingen tot wedervergelding worden aangewend. Slechts
door zeer willekeurige maatregelen, b. v. door zieh met list
van eenige hoofden meester te maken, en hen dan op gevaar
van hun leven verán twoordelijk te stellen voor de aanhouding
der daders, zou men de zekerheid kunnen erlangen dat zulke