zeef of perszak is gemaakt van het vezelachtige bekleedsel der
bladstelen van den jongen kokosboom. Water wordt uitgegoten op
de massa merg, die daarop wordt gekneed en tegen den perszak
gedrukt, totdat het meel, geheel in het water opgelost, er is
doorgeloopen, waarna de vezelachtige overblijfselen worden
weggeworpen en eene nieuwe hoeveelheid merg in de plaats
daarvan wordt gesteld, om dezelfde bewerking te ondergaan.
Het water met het sagomeel bezwangerd, loopt door den trog,
die in het midden eene grootere diepte heeft, waarin zieh het
bezinksel verzamelt, terwijl het overtollige water door den
nanwen hals van den trog wegvloeit. Wanneer de trog nage-
noeg vol is , wordt het meel, dat nu eene roodachtige tint heeft,
tot cylinders ter zwaarte van omstreeks 15 kilo samengepakt
en netjes in sagobladeren gerold, en in dien toestand komt
het als ruwe sago in den handel (39).
Met water gekookt vormt deze eene dikke lijmige brij, van
een min of meer samentrekkenden smaak, die met zout, limoe-
nen en spaansehe peper gegeten wordt. Ook worden er groote hoe-
veelheden sagohrood van bereid, door ze tot platte koeken te bakken
in kleine aarden ovens, die zes tot
acht vormpjes naast elkander be-
vatten. Tot dat einde wordt de ruwe
sago aan stukken gebroken, in de
zon gedroogd, tot poeder gemaakt
en fijn gezift. De oven wordt daarop
heet gemaakt boven een fei vuur
Sago-oven. van gloeiende asch, en, niet te stijf,
met het sagopoeder gevuld. De openingen worden vervolgens met
een plat stuk sago-schors bedekt, en in omstreeks vijf minu-
ten zijn de broodjes genoegzaam gaar om er uit te worden
genomen. De warme broodjes smaken zeer goed met boter,en
wanneer ze met de toevoeging van een weinig suiker en ge-
raspte kokosnoot bereid zijn, worden ze terecht als een lek.
kernij beschouwd. Zij zijn zacht en hebben eenige overeen-
komst met broodjes van bloem van tarwe, maar met een eigen-
aardigen smaak, die in de tot korrels bereide sago, welke wij
hier te lande gebruiken, verloren gaat. Worden ze niet ver-
eischt voor dadelijk gebruik, dan droogt men ze eenige dagen
lang in de zon en bindt ze te zamen tot bundels van 20 stuks.
In dien toestand kunnen ze jaren lang goed blijven; zij zijn
zeer hard en zeer grof en droog, maar het volk is er van
kindsbeen af aan gewoon, en men ziet er kleine kleuters even
weltevreden aan knabbelen als bij ons aan hun boterham. Door
ze in water te doopen en dan te roosten, worden zij weder
bijna zoo goed als verseh; en dus behandeld waren zij mijn
dagelijksch surrogaat voor brood bij mijn koffie. Geweekt en
gekookt dienden ze ons in plaats van podding of groenten,
waardoor wij konden bezuinigen op onze rijst, die in het verre
Oosten soms moeilijk te krijgen is.
Het is inderdaad een merkwaardig schouwspel, een gehee-
len boomstam, misschien twintig voet lang en vier of vijf in
omtrek, met zoo geringe moeite en bereiding tot voedsel te
zien maken. Een goed uitgegroeide boom levert omstreeks 30
toemangs of pakken sago, ieder van ongeveer 15 kilo, en uit
elken toemang maakt men 60 broodjes van 6 op een kilo. Yan
deze broodjes zijn twee ruim voldoende voor een man voor
e6n maaltijd en vijf worden als een toereikend rantsoen voor
een geheelen dag beschouwd. Rekent men dus dat een boom
1800 broodjes, wegende 300 kilo, oplevert, dan heeft 6en per-
soon daardoor genoegzaam voedsel voor een geheel jaar. De
arbeid om dit te verkrijgen is zeer licht. Twee mannen kunnen
in vijf dagen een boom afwerken, en twee vrouwen in
nog vijf dagen de geheele opbrengst tot broodjes bakken.
Maar daar de rauwe sago zeer goed kan bewaard worden om
ze te bakken als dit noodig i s , kunnen wij aannemen dat een
man voedsel voor het geheele ja a r kan voortbrengen in tien