nabijheid dier scheidingslijn verhuizing over en weer eil vermenging
heeft plaats gehad, zal tocli de verdeeling over het
geheel bijna even scherp bepaald zijn en eene even sterke te-
genstelling vormen, als die in een Indisch en Australisch gewest
met het oog op de verspreiding der dieren.
Ik moet kortelijk de redenen ontvouwen, die er mij toe gebracht
hebben deze verdeeling der Oceanische rassen als eene
juiste en natuurlijke aan te merken. Het Maleische ra s, als
geheel beschouwd, heeft ongetwijfeld groote overeenkomst met
de bevolkingen van Oost-Azie van Siam tot Mantsj oerie. Ik
ontving hiervan een sterken indruk toen ik op Bali Chinee-
sche kooplieden zag die de kleeding des lands hadden aan-
genomen, en die in dezen dos nauwelijks van de Maleiers
konden worden onderscheiden, terwijl ik aan den anderen kant
inboorlingen van Java gezien heb, die, voor zooveel de ge-
laatstrekken betreft, gemakkelijk voor Chineezen hadden kun-
nen doorgaan. Vervolgens blijkt het, dat juist de meest typische
der Maleische stammen een deel van het vasteland van
Azie bewoont (1s) , en dat verder de Maleiers worden aange-
troffen op die groote eilanden, die, terwijl zij dezelfde soorten
van groote zoogdieren als de üaastbijgelegen deelen van het
vasteland bezitten, naar alle waärschijnlijkheid nog in het tijd-
vak sedert het ontstaan des menschdoms met het vasteland
van Azie zijn verbonden geweest.
De Negrito’s moeten, zonder twijfel, als een geheel van de
Maleiers verschillend ras beschouwd worden; en toch, daar
sommigen van hen (de Semangs) een deel van het vasteland,
en anderen de Andaman-eilanden in de Golf van Bengalen
bewonen, moeten zij naar alle waärschijnlijkheid als eer van
Aziatischen dan van Polynesischen oorsprong worden aange-
merkt.
Wend ik mij vervolgens naar de oostelijke deelen van den
Archipel, dan vind ik , mijne eigen opmerkingen met die der
meest te vertrouwen reizigers en zendelingen vergelijkende,
dat een ras hetwelk in allé hoofdtrekken met de Papoea’s
overeenkomt, op alle oostwaarts gelegen eilanden tot aan de
Fidji-groep toe wordt aangetroffen, terwijl het bruine Polyne-
sische ras of eenige tusschenvorm overal elders over de groepen
der. Stille Zuidzee verspreid is. De beschrijvingen ons van dit
laatste gegeven, komen dikwijls treffend overeen met de eigen-
aardigheden der bruine bevolking van Halmaheira en Ceram.
In het bijzonder moet nog worden opgemerkt, dat de bruine
en zwarte Polynesische rassen ten sterkste op elkander gelijken.
Hunne gelaatstrekken zijn bijna dezelfde, zoodat portretten
van een Nieuw-Zeelander of Otaheitiër dikwijls zeer goed zou-
den kunnen dienen om een Papoea of Timorees voor te stellen
, daar de donkerder kleur en het meer gekroesde haar van
laatstgenoemden de eenige verschillen uitmaken. Beide rassen
zijn van lange gestalte, beide komen overeen in kunstzin en
in het karakter hunner versieringen. Zij zijn beiden levendig,
open, vroolijk en goedlachs, en verschillen in al deze bijzon-
derheden hemelsbreed van de Maleiers.
Ik geloof derhalve dat de talrijke tusschenvormen die op de
ontelbare eilanden der Stille Zuidzee voorkomen, niet enkel
het gevolg zijn van eene vermenging dier rassen, maar, tot
zekere hoogte, als echte tusschen- en overgangsvormen te be-
schouwen zijn; en dat de bruinen en de zwarten, de inboorlingen
van Halmaheira en Ceram, de Fidjiërs, de bewoners
der Sandwich-eilanden en van Nieuw-Zeeland allen verschil-
lende vormen zijn van één groot Oceanisch of Polynesisch ras.
Het is evenwel zeer mogelijk, en zelfs niet onwaarschijn-
lijk, dat de bruine Polynesiërs oorspronkelijk werden voort-
gebracht door eene vermenging van Maleiers of eenig ander
lichtkleuriger Mongoolsch ras met de donkerkleurige Papoea’s;
maar zoo dit al het geval is, dan heeft die vermenging plaats
gegrepen op een zoo verwijderd tijdstip, en is zoodanig be