nog wel eene andere toekomst zijn weggelegd, dan om, onder Europeesche
meesters, slechts als bebouwers van den grond in stand te blijven. Waarom
zou de beschaving der volken van het hedendaagseh Europa niet evenzeer
veredelend op de onderworpen volken kunnen werken als die der Romei-
nen? Maar voor zulke herscheppingen zijn eeuwen noodig , en om zieh in
het vooruitzicht daarvan te kunnen verblijden, moet men omtrent de vat-
baarheid van den Maleisehen stam voor hoogere cultuur minder seeptisch
zijn, dan de heer Wallace zieh, zonder genoegzame reden, telkens in dit
werk betoont.
Bovendien moet men niet uit het oog verliezen, dat de tropische gewesten
van Insulinde wel geen gevaar loopen van immer in die mate door
Europeesche kolonisten overstroomd te worden, als de in den gematigden
gordel gelegen landen van Australie en America. De natuur zelve schijnt
er zieh tegen te verzetten, dat hier de gekleurde rassen ooit geheel door
het blanke verdrongen worden.
EINDE VAN, HET TWEEDE DÉEL.
BIJVOEGSELS EN VERBETERINGEN.
D E E L I.
Blz. 18, reg. 5 v. o. Speehten. Lees: spechten.
Blz. 31, noot 9. Wallace vooronderstélt dat zijn lezers behend zijn
met de theorie van zijn leermeester Darwin. Dit woord leermeester,
althans in den gewonen zin genomen, is onjuist. Dit blijkt uit de levens-
schets van beide mannen, onder den titel “Charles Darwin und Alfred
Rüssel Wallace” (Erlangen, 1870) uitgegeven door den Duitschen ver-
taler van dit werk, Dr. A. B. Meyer, die daar tevens in het licht stelt
hoeveel Wallace tot de meestal aan Darwin alleen toegekende leer van
het ontstaan der soorten door natuurkeus heeft bijgedragen. De bijzonder-
heden daar aangaande het leven van Wallace te boek gesteld, zijn uit
diens eigen mededeelingen geput. Daaruit blijkt, dat Wallace in 1823 te
Ush in Monmouthshire geboren werd; dat hij zieh van zijn W le tot zijn
2iste jaar, onder leiding eens ouderen broeders, tot landmeter en civiel-
ingenieur trachtte te bekwamen Aen tevens de botanie beoefende; dat hij
in 1844 leeraar werd aan eene school te Leicester, en gedurende de
17> jaar die hij daar doorbracht, een aanvang maakte met het verzameleD
van insecten; dat hij daarop eenige jaren in Wallis in zijn beroep werk-
zaam was, maar dit liet varen om in 1848, in gezelschap van Henry
Walter Bates, eene wetenschappelijke reis naar Zuid America te onderne-
men. Hij vertoefde vier jaren in het Amazonen-gebied, maar werd in 1852
door zijn geschokte gezondheid genoodzaakt naar Engeland terug te keeren.
Op den overtocht raakte het schip in brand, dat tevens alles wat hij in
de laatste twee jaren verzameld had, en een aantal levende dieren bevatte.
Dit alles met al zijne aanteekeningen en schetsen ging verloren. Zelf zwierf
hij met de overige passagiers tien dagen lang in eene boot op zee rond,