C3) De hier bedoelde bevolkingen van Halmaheira, Ceram en Boeroe
zijn in (5(5n woord de Alfoeren der Molukken, die men het best kan leeren
kennen uit het werk van den heer T. J. Willer, ‘‘het eiland Boeroe” (Amst.
'1858), uit wiens opzettelijke studie de onderlinge overeenkomst van al deze
volken, ook in godsdienst} instellingen en zeden, veel beter 1)1 ijkt dan uit
de vluchtige opmerkingen van Wallace. Zie echter ook hoven blz. 23 en
38 over de Alfoeren van Halmaheira, bl. 88 over die van Ceram, blz. 146
over die van Boeröe.
H Wat hier over de hevolking van Timor gezegd is , kan men ook weder
in meer bijzonderheden terugvinden Deel I , hl. 339 v. en 327.
(15) Het komt mij vreemd voor de bevolkingen van Rotti en Savoe
hier in einen adem genoemd te zien. De woordenlijsten die Wallace van
de talen dezer beide eilanden verkregen had, zijn verloren gegaan (zie het
aanhangsel), maar die in Salomon Muller’s Reizen, Dl. II, blz. 307, too-
nen dat zij ieder eene geheel afzonderlijke taal bezitten, en dit bevestigt
ook van Lynden, in “Natuurk. Tijdschr. v. N. I.” , Dl. IV, 1851, blz.
393, 405. De overleveringen der bevolking wijzen evenmin op gemeen-
schappelijken oorsprong. De Savoeneezen beweren inderdaad dat zij afstam-
men van vluchtelingen uit Java, die, tijdens de onderwerping van Madja-
pahit door de legerscharen van den Islam, uit hun vaderland geweken zijn
(v. Lynden, t. a. p ., blz. 405, S. Müller, t. a. p ., blz. 278), en deze
overlevering begünstigt te hunnen aanzien de meening van Wallace; maar
van de Rottineezen is mij niets dergelijks bekend, en Müller verzekert,
blz. 268, d a t, volgens hün eigen overleveringen, de eerste bewoners van
Rotti rechtstreeks afkomstig Waren van Ceram , Ternate, Tidore en andere
eilanden in de Molukken, maar dat zij later met Beloneezen van Timor
zijn vermengd. Müller zegt, dat de Rottineezen in gelaatstrekken met de
Timoreezen overeenkomen, maar dat hunne huidkleur in het algemeen een
weinig donkerder of meer roetkleurig en het hoofdhaar bij velen min of
meer gekroesd is. Hij roemt echter de fijne welgevormde leest en zachte
trekken der Rottineesche vrouwen. Van de Savoeneezen zegt hij dat zij
welgemaakt zijn en sluik haar hebben; dat de mannen in vorm en trekken
onderling meer verschillen dan elders het geval is,, maar dat de vrouwen
meest alle op elkander gelijken. ln deze voorstelling zou men geneigd zijn
eene bevestiging te erkennen van hetgeen de overlevering aangaande de
verschilende afkomst der beide volken vermeldt. Maar ik mag niet verzwijgen
dat van Lynden niet geheel met Muller overeenstemt, en o. a. de
Rottineezen blanker dan de Timoreezen en Soloreezen noemt. Van beide
volken getuigt hij dat zij zieh günstig in uiterlijk voorkomen onderscheiden,
maar onderlinge overeenkomst schijnt hem niet te zijn in ’t oog gevallen.
Daar Wallace Rotti en Savoe zelf niet bezocht heeft en slechts eenige
Savoeneezen op Timor leerde kennen (zie Dl. I , blz. 328), had hij behooran
op te geven op welke getuigenis zijne voorstelling aangaande de bevolking
dier eilanden berust. Vooralsnog zou ik geneigd zijn, beide bevolkingen als
zeer gemengd aan te merken, maar zoo dat in de Rottineezen het Papoe-
sche, in de Savoeneezen het Hindoe-Maleische element het overwicht heeft.
Doch er zijn veel nauwkeuriger waarnemingen noodig, eer hierin met eenige
zekerheid kan worden uitspraak gedaan.
(V) De Pidji-eilanden liggen op 177’ 0. L. en verder oostwaarts , en de
afstand tusschen de Salomons-eilanden, die Wallace als de grens -van het
Austro-Maleisch zoologisch gewest aanneemt, en de Pidji-eilanden, bedraagt
14 graden. Gelijk de westelijke grens van de Papoea’s, volgens zijne
voorstelling, meer oostwaarts ligt dan die van genoemd zoologisch gewest,
zou dit dus ook met hunne oostelijke grens het geval zijn.
(17) ‘Zoo worden ze genoemd door de Spanjaarden ; de Tagala’s noemen
deze zwarten Aeta’s. Men vindt op de Phillipijnsehe eilanden twee hoofd-
stammen : de Tagala’s , waartoe ook de Bisaja’s gerekend worden, en de
Negrito’s. De Igorroten worden gehouden voor afstammelingen van de Ma-
leische stammen en de zwarten, de Tingianen voor afstammelingen van de
Negrito’s en van Chineezen of Japanneezen. Vgl. over de Semangs boven noot 6.
(!S) Wallace bedoelt hier het Maleisch Schiereiland, maar de waarde
van dit argument verliest veel, wanneer het waar is wat de inlandsche
overleveringen ons leeren, dat het Schiereiland zijne Maleische hevolking
van Sumatra heeft ontvangen. In het algemeen gaat Wallace in zijne po-
ging om de Maleiers tot de Indo-Chineesche volken-familie te brengen wel
wat lichtvaardig te werk. Een hoofdpunt, de talen, wordt geheel buiten
aanmerking gelaten. Intusschen zou het moeilijk zijn tusschen de monosyllabische
talen van ‘China en Achter-Indië en de Maleische talen eenig
verband aan te wijzen.
(p^|«“Er is eene groote bedenking tegen de afscheiding der Maleische
volken van de Polynesiërs en hun verwantschap met de Oost-Aziatische volken
in tegenstelling met deze. Ik bedoel hier de taal. Er kan hier toch