de overige soortgelijke in zijn werk voorkomende kaartjes heb achterwege
gelaten. Roeds vroeger, bldz. 240, noot 15, had ik gelegenheid te doen
opmerken, hoezeerde voorstelling der Aroe-eilanden hij Wallace van de gewone
op onze kaarten verschilt. Ik weet dit niet beter te verduidelijken dan door
naast het schetskaartje van Wallace de voorstelling te plaatsen die de heer
Melvill van Carnbee in den “Atlas van Ned.-Indie” van deze eilanden
geeft. Ik heb deze tot dezelfde schaal herleid en er ook de “Naturalist-
kreek” en de reisroute van Wallace in opgenomen, zooals men zieh die
in verband met het geheele beeid moet denken. Ik houd de voorstelling
van Melvill van Carnbee op verre na niet voor ju is t, maar voor beter dan
die van Wallace, omdat zij niet, gelijk deze laatste, voor een groot
gedeelte slechts op mondelinge opgaven van inlanders berust, maar zieh
aansluit aan de kaarten van Kolff en Gregory , waarmede zij in de hoofd-
trekken overeenkomt, terwijl vermoedelijk ook nog oude kaarten van de
Oost-indische Coinpagnie zijn geraadpleegd. Toch durf ik ook aan die
voorstelling nietveel waarde hechten, om de volgende redenen: 1°. Omdat
v. Rosenberg, “Reis naar de Zuidooster-eilanden”, bldz. 5 , het volgende ge-
tu ig t: “ de topographische kennis welke wij van de Aroe-eilanden hebben,
beteekent zoo goed als niets. A1 onze kaarten dezer groep zijn, met uit-
zondering van enkele punten, figuratief. . . . Yolgens de kaart van Gregory
— nogtans de beste welke wij bezitten — moest men te Dobbo de
Westkust van Watelei kunnen zien, hetgeen echter onmogelijk is wegens
een aantal daartusschen liggende kleine eilanden.” Op de kaart van Melvill
verhindert, wel is waar, het eenigszins (en zoo het schijnt ten on-
rechte) verder zuidwaarts reiken van Wokam , dat men van Dobbo Wate-
lei’s Westzijde zien kan , maar is toch van die tusschenliggende eilanden
ook niets te vinden. 2". Omdat de door v. Rosenberg geconstateerde afschei-
ding van hetgeen als zuidelijk gedeelte van Maikoor wordt voorgesteld tot
een afzonderlijk eiland, Tabberfane genaamd , op de kaart van Melvill te
vergeefs wordt gezocht, ofschoon ze reeds eenigermate door Gregory was
aangeduid. 3" Omdat von Rosenberg en van Eybergen vele afzonderlijke
eilanden noemen, die op de kaart van Melvill even weinig als op die van
Wallace voorkomen, en het uit de berichten dier reizigers blijkt, dat de
Aroe-eilanden veel meer verbrokkeld, zijn dan bij Wallace en Melvill het
geval is. 4 '. Omdat ik aan de mededeeling van den heer Marshall de
kennis verschuldigd ben van een figuratieve schets der Aroe-eilanden door