voor bl. 33, noot a , gelijk ook, volgens Dampier, in Crawfurd’s “History
of the Indian Archipelago” , I , p. 193. Ik zou hierop niet terug-
komen, indien mij niet, t. a. p ., nog eene eenigszins onnauwkeurige uit-
drukking ten aanzien der roeiers ontsnapt was. Forrest zegt : “Sur les
pièces de traverse qui soutiennent les balanciers, on place souvent devant
et derrière des bancs, sur lesquels s’asseyent des rameurs, outre ceux qui
occupent chaque platbord”. Vgl. ook nog wat tegen het einde van het
volgende hoofdstuk over de coracora’s der Molukken gezegd wordt.
(|S) Wanneer men deze uitdrukking beperkt tôt de natuurlijke historié,
is zij volkomen juist. In 1856 getuigde Bleeker, Reis, I , bl. 248, dat
de Flora van Batjan nog eene terra incognita was, en wij niet veel meer
wisten van de Fauna. Deze laatste is thans beter bekend geworden door
Bernstein, die op Batjan 14 zoogdieren, 487 vogels, 7 reptilien, 74 vis-
schen, 32 schelpen, 2467 insecten en 2 zoOphyten bijeenbracht. Zie Tijd-
schrift van het Bat. Gen., Dl. XTV, bl. 402.
VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
BATJAN.
(October 1858 tot April 1859.)
Ik landde tegenover het huis bestemd voor het gebruik van
den Resident van Ternate, en werd begroet door een fatsoen-
lijk Maleier van middelbaren leeftijd, die, naar hij zeide, se-
cretaris was van den Sultan, en bereid den officieelen brief
die mij was toevertrouwd, in ontvang te nemen. Zoodraikhem
dien had overgegeven , vernam ik van hem, dat ik kon beschik-
ken over de officieele woning, die ledig stond. Mijne goederen
werden weldra aan wal gebracht, maar toen ik om mij heen
zag, bleek mij spoedig, dat het huis ongeschikt zou zijn voor
een langer verblijf. Water was niet dan op een äanmerkelijken
afstand te bekomen, en een mijner bedienden zou verplicht zijn
zieh geheel te wijden aan de zorg om mij van deze behoefte
en van brandhout te voorzien; terwijl ik zelf dagelijks het ge-
heele dorp zou moeten doorwandelen om het bosch tebereiken,
en bijna geheel in het openbaar zou moeten leven, waarvan
ik een afkeer heb. De kamers waren allen beschoten en had-
den zolderingen, wat een groote last is , daar men niets kan