gaat de visch voorbij naar het volgend huis, en kan men
wellicht dien dag zonder middagmaal blijven. Het is
aardig te zien wat men hier als manden en emmers gebruikt.
De kokhanen worden aangebracht in een groote soort van zee-
horens, tot de wellen (voluta) behoorende, waarschijnlijk Cym-
bium ducale ( l0) , terwijl reusachtige kasket-horens, een soort
van Cassis, hangende aan een hengsel van rotan, de vaten
vormen waarin dagelijks versch water voorbij mijne deur
wordt gedragen. Het is voor den natuurkenner een pijnlijk ge-
zicht, deze prächtige horens, waarvan de windingen van binnen
meedoogenloos zijn uitgebroken, tot zulk een onedel ge-
bruik gedoemd te zien.
Met mijne verzamelingen vorderde ik intusschen slechts weinig
, omdat het weder tegen alle verwachting siecht w a s ,
en de hevige winden en stortregens van de eerste zestien
dagen die ik hier doorbracht, er slechts vier overlieten
die voor mijne taak geschikt waren. Evenwel was wat ik
verkreeg, genoegzaam om mij de overtuiging te schenken,
dat bij langer tijd en günstiger weder iets goeds te verwachten
was. Van de inboorlingen kreeg ik eenige schoone insec-
ten en enkele mooie landschelpen, en van het kleine aantal
vogels die ik tot dusverre geschoten had, waren meer dan de
helft bekend als soorten van Nieuw-Guinea, ongetwijfeld nog
zeldzaam in de Europeesche kabinetten, terwijl de overige ver-
moedelijk geheel nieuw waren. In een opzicht scheen mijne
hoop tot teleurstelling gedoemd te zijn. Ik had er mij veel
genoegen van voorgesteld, zelf fraaie exemplaren van paradijs-
vogels te praepareeren, maar ik vernam nu dat zij in dit sei-
zoen allen aan ’tru ien waren, en da,t zij slechts in September
en October met hunne lange pluimen van gele zijden vederen in
volle pracht getooid zijn. Daar al de prauwen in Ju li terug-
keeren, zou er voor mij geene mogelijkheid zijn die maanden
op de Aroe-eilanden door te brengen, zonder er nogmaals
een gansch jaar te vertoeven, waarvan in ’t geheel geen sprake
kon zijn. Ik vernam echter dat de kleine roode soort, die
“Konings paradijs vogel” genaamd wordt, haar gevederte het
gansehe jaar door behoudt, zoodat mij de hoop overbleef van
deze althans in goeden Staat te bekomen.
Toen ik gemeenzamer werd met de töoneelen die het woud
op de Aroe-eilanden oplevert, bemerkte ik dat deze in som-
mige karakteristieke trekken verschillen van die op Borneo en
het Maleisch Schiereiland, terwijl zij , wat zeer opmerkelijk
en belangwekkend is , de reeds half-vergeten indrukken van de
bosschen van tropisch America bij mij hernieuwden. Zoo
waren bij voorbeeld de palmen veel overvloediger dan ik ze over
het algemeen in het Oosten had gevonden, op ruimer schaal
met den overigen plantengroei vermengd, en meer verscheiden
in vorm en voorkomen; ik vond er soorten met hooge en ma-
jestueuze gestalte, gladden stam en gevederde bladeren, die
mij de Oeaoeassoe (Attalea speciosa) van de Amazonen-rivier
voor den geest riepen, -— soorten zooals ik ze nog slechts zelden
in het gebied van Insulinde had aangetroffen ( “ ).
Wat dierlijk leven betreft was het grenzeloos aantal en de
verbazende verscheidenheid van spinnen en hagedissen, inzon-
derheid de menigte van veelkleurige kleine springspinnen
waarvan bloemen en bladeren wemelden, en die soms wäre ju-
weelen van schoonheid zijn, niet minder geschikt om mp
Zuid-America voor den geest te herroepen. De webben-makende
spinnen waren ook talrijker dan ik ze ooit te voren gezien
h ad , en waren een groote p la ag , daar zij hare netten over
de voetpaden uitspanden juist op de hoogte van mijn aange-
zicht, en daar de draden waaruit zij bestaan, zoo sterk en
kleverig zijn, dat het vrij wat moeite kost er zieh van tebe-
vrijden. En dan zijn hunne bewoners, groote geelgevlekte
monsters, met lijven van twee duim lang en beenen naar
evenredigheid, geen aardige voorwerpen om met den neus teil.
15